ECLI:NL:RBDHA:2018:4489
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf op basis van vervalste ongehuwdverklaring en belangenafweging onder artikel 8 EVRM en artikel 20 VWEU
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres, een Venezolaanse vrouw, had een aanvraag ingediend om bij haar Nederlandse referent te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet kon aantonen dat zij ongehuwd was, en de overgelegde ongehuwdverklaring werd door Bureau Documenten als vervalst aangemerkt. Eiseres heeft in beroep een nieuwe ongehuwdverklaring overgelegd, maar de rechtbank oordeelde dat deze niet in de procedure kon worden betrokken omdat deze pas na het bestreden besluit was ingediend.
De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris in redelijkheid had kunnen besluiten om de aanvraag af te wijzen, gezien het ontbreken van een contra-expertise en de vervalsing van de eerdere ongehuwdverklaring. Eiseres voerde aan dat haar rechten onder artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 20 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) waren geschonden, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat er geen inmenging was in het gezinsleven, aangezien eiseres niet voldeed aan de toelatingsvoorwaarden.
De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd was met de relevante artikelen en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op het mvv-vereiste rechtvaardigden. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangegeven.