5.4.De rechtbank concludeert dat de in artikel 8:69a van de Awb neergelegde relativiteitseis aan de inhoudelijke beoordeling van de beroepsgrond van eisers over de gestelde strijd met de vereiste brandveiligheidsregels in de weg staat. De rechtbank behoeft deze beroepsgrond dan ook niet inhoudelijk te bespreken.
6. In het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) heeft verweerder naar aanleiding van de door eisers ingediende gronden van bezwaar een natuuronderzoek laten uitvoeren. De uitkomsten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport van 11 mei 2017 van Bureau Stadsnatuur.
In dit rapport wordt geconcludeerd dat de verbodsbepalingen van de Wnb geen gevolgen hebben voor het bouwplan. Wel geldt dat er geen vogelnesten mogen worden verstoord, vernield of weggenomen conform artikel 3 van de Wnb. Om die reden dienen de werkzaamheden niet in het broedseizoen (1 maart tot 15 juli) aan te vangen. De verplichting om de werkzaamheden buiten het broedseizoen te verrichten geldt voor het in het onderzoek aangewezen gebied.
7. Eisers stellen dat verweerder ten onrechte niet heeft onderzocht of voor vijf vogelsoorten, te weten de kievit, de kleine plevier, de kneu, de scholekster en de wilde eend, een ontheffing nodig is van artikel 3.1, vierde lid, van de Wnb vanwege het verstoren van deze vogels. Daarnaast stellen eisers dat de bescherming van de natuur onvoldoende wordt gegarandeerd, omdat aan de omgevingsvergunning geen voorschrift is verbonden waarin is opgenomen dat de werkzaamheden niet in het broedseizoen mogen aanvangen.
8. Ingevolge artikel 3.1, eerste lid, van de Wnb is het verboden opzettelijk van nature in Nederland in het wild levende vogels van soorten als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn te doden of te vangen. Ingevolge het vierde lid van dit artikel is het verboden vogels als bedoeld in het eerste lid opzettelijk te storen. Ingevolge het vijfde lid van dit artikel is het verbod, bedoeld in het vierde lid, niet van toepassing indien de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort.
9. In artikel 2.2aa, aanhef en onder b, van het Besluit omgevingsrecht is de activiteit als bedoeld in artikel 3.1 van de Wnb aangewezen als een activiteit waarvoor op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wabo een omgevingsvergunning is vereist. Ingevolge artikel 2.17 van de Wabo kan de omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wabo slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken algemene maatregel van bestuur.