ECLI:NL:RBDHA:2018:4426
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek in procedure tot beëindiging gezag over minderjarige kinderen
In deze zaak heeft verzoekster, wonende in België, een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. E.M.M. Engbers, de behandelend rechter in een procedure tot beëindiging van haar gezag over haar twee minderjarige kinderen. Het wrakingsverzoek is ingediend op basis van vermeende partijdigheid van de rechter, waarbij verzoekster stelde dat de rechter zich vooringenomen had opgesteld door een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming te behandelen dat volgens haar ernstige tekortkomingen vertoonde. Verzoekster voerde aan dat de rechter het beginsel van hoor en wederhoor had geschonden en dat zij onterecht geen inzage in het volledige dossier had gekregen. Daarnaast werd gesteld dat de rechter onredelijk doorgevraagd had naar privézaken en haar persoonlijke mening had geuit zonder verificatie van de gegevens van jeugdzorg.
De wrakingskamer heeft de gronden van verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat deze voornamelijk betrekking hebben op procedurele beslissingen die in beginsel geen grond voor wraking opleveren. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In dit geval was er geen bewijs dat de gewraakte rechter zich partijdig had opgesteld of zich vooringenomen had uitgelaten. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, evenals het verzoek om de gewraakte rechter onder ede te horen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 16 april 2018.