ECLI:NL:RBDHA:2018:4272
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid seksuele gerichtheid en zorgvuldigheid gehoor
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 26 maart 2018, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag ongegrond verklaard. Eiser, een Iraakse nationaliteit, had een asielaanvraag ingediend op basis van zijn seksuele gerichtheid, waarbij hij stelde dat hij door zijn broer was mishandeld en gevangen gezet na de ontdekking van zijn homoseksuele relatie. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen, omdat de gestelde seksuele gerichtheid niet geloofwaardig werd geacht. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende rekening had gehouden met de jeugdige leeftijd van eiser en dat de vragen tijdens het gehoor op een begrijpelijke manier waren gesteld. Eiser had verklaard dat hij tevreden was over het gehoor, wat de rechtbank als bevestiging van de zorgvuldigheid van het proces beschouwde.
De rechtbank ging verder in op de argumenten van eiser dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn culturele achtergrond en dat hij niet over voldoende kennis beschikte van de LHBT-gemeenschap in Nederland. De rechtbank oordeelde dat het niet vereist is om uitgebreide kennis te hebben van de bestraffing van homoseksualiteit in Irak, aangezien dit algemeen bekend is. Ook werd opgemerkt dat eiser, ondanks zijn korte verblijf in Nederland, actief was op een datingsite en dus in staat was om informatie te vergaren over de Nederlandse situatie voor homoseksuelen.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de gestelde homoseksuele gerichtheid van eiser ongeloofwaardig was. De rechtbank verwierp ook de stelling van eiser dat de beoordelingssystematiek voor asielaanvragen met betrekking tot seksuele gerichtheid gebrekkig was. De rechtbank oordeelde dat de eigen verklaringen van eiser over zijn proces van bewustwording en zelfacceptatie doorslaggevend waren voor de beoordeling. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.