Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] ,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
1. identiteit en nationaliteit;
2. lesgeven aan [naam 2] ;
3. kennismaking met de oom van [naam 2] in [naam 2] huis;
4. lesgeven aan [naam 4] ;
5. verkrachting door commandant [naam 3] ;
6. bedreigingen en andere problemen door verkrachting.
Hoewel eiser een taskera heeft overgelegd die zeer wel mogelijk niet door een bevoegde instantie is opgemaakt en afgegeven, heeft verweerder de gestelde nationaliteit van eiser geloofwaardig geacht. Eisers identiteit wordt niet geloofwaardig bevonden.
Geloofwaardig wordt geacht dat eiser aan [naam 2] les heeft gegeven. Ook wordt de eerste kennismaking van eiser met de oom van [naam 2] , [naam 3] , aannemelijk geacht.
De overige elementen (4, 5 en 6) van eisers asielrelaas worden door verweerder niet geloofwaardig geacht. Daartoe is, samengevat, overwogen dat eiser niet voldoende informatie heeft kunnen verstrekken over [naam 3] en waar deze precies woonachtig zou zijn. De verkrachting van eiser wordt niet geloofwaardig geacht nu eiser tegenstrijdige, ongerijmde, vage en summiere verklaringen heeft afgelegd. Eisers verklaring of bij eisers broer bekend was dat [naam 3] één van de daders was, komt niet overeen met wat zijn broer heeft verklaard. Dat eiser dan ook nooit tegen zijn broer zou hebben verteld tijdens zijn verblijf in Kabul door wie hij is verkracht, is ongerijmd, tegenstrijdig en ongeloofwaardig. Eiser heeft vaag en summier verklaard inzake de kern van zijn relaas, nu hij vrijwel geen details over de andere drie mannen heeft kunnen geven, terwijl het toch enige tijd heeft geduurd voordat zij dronken werden. Verweerder acht het bevreemdingwekkend dat eiser na de gestelde verkrachting door de commandant zelf en in eisers buurt met de auto is afgezet. De bedreigingen en problemen na de verkrachting worden evenmin aannemelijk geacht. Eiser heeft ook wisselend verklaard over de vraag of [naam 3] een drugssmokkelaar was. Eiser heeft vaag verklaard over wat er over hem in de buurt zou zijn gezegd. Verweerder acht het bevreemdend dat mensen in de buurt konden aannemen wat er daadwerkelijk gebeurd was met eiser nadat hij uit de auto van de commandant was gestapt. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het zijn familie is die naar Iran is vertrokken en thans daar verblijft en dat er een causaal verband is met de bedreigingen geuit door [naam 3] . Volgens verweerder komt eiser derhalve niet in aanmerking voor een asielvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of onder b, Vw. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser als kennelijk ongegrond afgewezen op grond van artikel 30b, aanhef en onder c, Vw.
Blijkens paragraaf 3.2 van de werkinstructie moet de geloofwaardigheidsbeoordeling objectief, gestructureerd en transparant worden uitgevoerd. Dat betekent onder andere dat gebruik gemaakt moet worden van objectiveerbare bronnen en kenbaar gemotiveerd moet worden, waarbij inzicht gegeven wordt in de weging. Ook moet rekening worden gehouden met de persoon van de vreemdeling en diens achtergrond. Culturele en taalkundige verschillen, de (mentale, fysieke, intellectuele, etc.) toestand van de vreemdeling en de (mentale, fysieke, professionele, etc.) toestand van de beslisser spelen allemaal een rol tijdens het proces van besluitvorming. De beoordelend ambtenaar dient een subjectieve invulling te vermijden en er op bedacht te zijn dat er nu eenmaal bijna nooit zekerheid zal zijn over de juistheid van de verklaringen van de asielzoeker. Dat laatste is ook niet nodig, omdat de vreemdeling niet hoeft te
bewijzenwat hem overkomen is maar zijn vrees voor vervolging of behandeling als bedoeld in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)
aannemelijkmoet maken.
Blijkens paragraaf 3.2.2 dient de geloofwaardigheidsbeoordeling plaats te vinden tegen de achtergrond van wat over de vreemdeling bekend is. Dat betekent dat rekening gehouden moet worden met ‘verschonende omstandigheden’, die een bepaald gebrek in de geloofwaardigheid zouden kunnen verklaren (denk aan leeftijd, opleidingsniveau, trauma, gezondheidsproblemen, schaamte, interculturele barrières, etc.). De ernst van het gebrek moet vanzelfsprekend in verhouding zijn met de aard van de verschonende omstandigheid om het gebrek niet toerekenbaar te achten.
De reden waarom [naam 3] eiser niet op straat zette maar bij hem in de buurt, is niet te doorgronden voor eiser en verweerder. Eiser gaat er vanuit dat [naam 3] de gelegenheid nam hem nog eens te bedreigen zodat hij niet naar de politie durfde te gaan. Naar de motieven van [naam 3] kan enkel geraden worden. Dit kan verweerder niet als een zware of lichte omstandigheid tegenwerpen.
Ten aanzien van de vermeende tegenstrijdigheden tussen de verklaringen van eiser en zijn broer, geeft eiser in de zienswijze aan dat er geen sprake is van een tegenstrijdigheid. Eisers broer heeft in het aanvullend gehoor verklaard dat hij op de sportclub had gehoord dat eiser bij [naam 3] in de auto was gezien. De naam was daarom al bekend bij [naam 5] .
Verweerder heeft daarnaast onvoldoende gemotiveerd dat eiser vaag en summier heeft verklaard over de drie mannen die hem hebben verkracht. Eerst in het aanvullend gehoor is gevraagd of eiser zich nog bepaalde details kan herinneren over de andere daders. Eiser geeft daarop aan dat hij ze daar voor het eerst zag en dat hij geen informatie heeft over die personen (pagina 11 aanvullend gehoor). Daarop is door verweerder niet doorgevraagd, bijvoorbeeld naar hoe de personen eruit zagen. Dit heeft eiser eerst in de zienswijze kunnen toelichten waarbij hij heeft aangegeven dat hij deze vraag ‘of hij zich details over de andere daders kon herinneren’ anders had opgevat. De rechtbank is van oordeel dat het in de rede had gelegen dat verweerder hierop had doorgevraagd, als men van eiser een beschrijving van de daders verwachtte. Ook het standpunt, dat eiser niet heeft geconcretiseerd dat [naam 3] ten aanzien van eiser een vooropgezet plan had, is onvoldoende gemotiveerd. Eiser heeft opgemerkt dat hij niet weet of het een vooropgezet plan was, maar dat hij is bedreigd met de woorden ‘jij bent onze pion’. In het aanvullend gehoor verklaart eiser dit nader (pagina 8) met de woorden, ‘je moet alles doen wat ik je vraag’. En verder verklaart eiser dat hij ook niet weet waarom hij hem heeft gekozen en hij zijn slachtoffer is geworden. Ten aanzien van het standpunt van verweerder dat het bevreemdingwekkend is dat eiser na de gestelde verkrachting door de commandant zelf en in eisers buurt met de auto is afgezet, wat daar ook van zij, is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft of deze omstandigheid dermate zwaarwegend is dat geconcludeerd moet worden dat reeds hierom de gestelde verkrachting van eiser ongeloofwaardig moet worden geacht.
4.8 Ten aanzien van het element ‘bedreigingen en problemen c.q. vrees na de verkrachting’, voert eiser aan dat hij tijdens het nader gehoor in zijn vrije relaas meerdere mogelijkheden beschrijft waarvoor hij bang is nu [naam 3] de filmbeelden van het incident in handen heeft. Hij vreest dat hij drugs moet smokkelen of dat zijn familie ergens toe gedwongen wordt. Hij verklaart dat de commandant hem overal mee kan bedreigen. Hij geeft aan dat hij ook bang is dat de commandant hem als bacha zal gebruiken. Hij geeft aan dat het één van de mogelijkheden is. Dit verklaart hij ook in het aanvullend gehoor, waarvoor hij bang is, en drugsmokkel is een van zijn angsten. Verweerder heeft eisers verklaring tijdens het nader gehoor in het vrije relaas onjuist geïnterpreteerd door te overwegen dat eiser heeft gesteld dat hij drugs zou moeten smokkelen. Uit het rapport volgt duidelijk dat eiser niet heeft verklaard dat de commandant hem heeft gezegd drugs te vervoeren maar dat hij dit noemt als mogelijke dwanghandeling. Daarop is verweerder niet ingegaan. Verweerder volgt eiser in de stelling dat sprake is van een subjectief oordeel over het openbaar maken van het filmpje en dat het geen zware omstandigheid betreft. Dat eiser weet of de film is geopenbaard, rechtvaardigt niet de conclusie dat de film niet bestaat of dat de verkrachting niet geloofwaardig zou zijn. Ten onrechte blijft verweerder tegenwerpen dat eiser had moeten weten wat er over hem in de buurt is gezegd. Verweerder gaat niet in op de stelling van eiser in de zienswijze dat niet van hem kan worden verwacht dat hij kan vertellen wat er in de buurt over hem is gezegd. Eiser stelt dat voldoende aannemelijk is te achten dat zijn familie is te zien op de filmbeelden en dat zij in Iran verblijven.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat het in het bestreden besluit neergelegde standpunt van verweerder dat de relevante elementen 4, 5 en 6 niet geloofwaardig zijn, geen stand kan houden. Het besluit is op dit onderdeel niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en genomen en evenmin berust het op een kenbare en deugdelijke motivering, zodat het besluit niet in stand kan blijven. Verweerder heeft zijn standpunten over de drie elementen niet op een voor de bestuursrechter controleerbare wijze gerelateerd aan bij hem bekende bronnen met algemene en specifieke informatie over de situatie in Afghanistan, of aan zijn ervaringen met de beoordeling van de geloofwaardigheid van vergelijkbare asielrelazen van andere vreemdelingen, zoals de Afdeling ook in de uitspraak van 15 november 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:3009) heeft overwogen. Verweerder zal de geloofwaardigheid van de relevante elementen 4, 5 en 6 opnieuw moeten beoordelen overeenkomstig de werkinstructie. Verweerder zal daarbij ook moeten afwegen of de hiervoor genoemde verschonende omstandigheden tot het oordeel kunnen leiden dat de niet eenduidige, tegenstrijdige en wisselende verklaringen van eiser niet aan eiser kunnen worden toegerekend.