ECLI:NL:RBDHA:2018:4240

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2018
Publicatiedatum
12 april 2018
Zaaknummer
NL18.827
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvragen wegens vertrek met onbekende bestemming

Op 9 februari 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank behandelde de beroepen van eisers tegen de besluiten van 9 januari 2018, waarbij hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd zijn afgewezen. Tijdens de zitting op 6 februari 2018 zijn eisers niet verschenen, noch hun gemachtigde, die zich had afgemeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers met onbekende bestemming zijn vertrokken, wat door verweerder is bevestigd. Dit leidde tot de vraag of eisers nog procesbelang hadden bij hun beroep.

De rechtbank heeft overwogen dat, volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, een vreemdeling die met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer onderhoudt met zijn gemachtigde, kennelijk geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. Gezien deze omstandigheden concludeerde de rechtbank dat er geen rechtens te beschermen belangen meer waren bij een inhoudelijke beoordeling van de beroepen.

Daarom heeft de rechtbank de beroepen van eisers niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers : NL18.827 en NL18.828

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 februari 2018 in de zaak tussen

[eiser], eiser;

[eiseres], eiseres
gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. K. Mohasselzadeh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Rennen).

ProcesverloopBij besluiten van 9 januari 2018 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd
.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 februari 2018. Eisers zijn niet verschenen. De gemachtigde van eisers is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eisers procesbelang hebben bij hun beroep.
2. Bij bericht van 31 januari 2018 heeft de gemachtigde van eisers aan de rechtbank bericht dat zij heeft vernomen dat eisers met onbekende bestemming zijn vertrokken en dat zij om die reden niet op de zitting zullen verschijnen. Uit deze mededeling leidt de rechtbank af dat eisers kennelijk geen contact meer hebben met hun gemachtigde. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat eisers op 31 januari 2018 zijn gemeld als ‘met onbekende bestemming vertrokken’ (MOB).
3. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder meer de uitspraak van 22 januari 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:183), blijkt dat indien de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken, zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande. In dat geval heeft de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het ingestelde beroep.
4. De rechtbank ziet, gelet op het voorgaande, geen rechtens te beschermen belangen meer bij een inhoudelijke beoordeling van de beroepen.
5. Omdat er geen procesbelang meer is, zullen de beroepen niet-ontvankelijk worden verklaard.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van mr. C.E.B. Davis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel