ECLI:NL:RBDHA:2018:416

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2018
Publicatiedatum
18 januari 2018
Zaaknummer
NL17.15360
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat de Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublinverordening.

Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting heeft de rechtbank de zaak behandeld en onmiddellijk na afloop van de zitting mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij heeft overwogen dat er geen geschil bestaat over de verantwoordelijkheid van Duitsland voor de asielaanvraag.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er tekortkomingen zijn in het Duitse asielsysteem die zouden rechtvaardigen dat de aanvraag door Nederland in behandeling zou moeten worden genomen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de rechtsbijstand in Duitsland voldoet aan de Europese richtlijnen en dat eiser niet heeft aangetoond dat hij zich niet tot de Duitse autoriteiten kan wenden met klachten. Daarom is het beroep ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.15360
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 januari 2018 in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F. Khodajoo-Aziz Maleki),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.H. Noordeloos).

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 januari 2018.
Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Tussen partijen is niet in geschil dat Duitsland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. In geschil is alleen of verweerder op grond van artikel 17 van de Dublinverordening de asielaanvraag van eiser aan zich had moeten trekken.
De wijze waarop in Duitsland de rechtsbijstand aan asielzoekers is georganiseerd voldoet aan Richtlijn 2013/32 (de Procedurerichtlijn). Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt, ook niet met de verwijzing naar het “Memorandum für faire und sorgfältige Asylverfahren in Deutschland” van november 2016, dat er in Duitsland sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij zich met klachten niet tot de Duitse autoriteiten kan wenden. Eiser heeft derhalve niet aannemelijk gemaakt dat ten aanzien van Duitsland niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.B.M. Klein Tank, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van verzending van het proces-verbaal van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.