Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
in de zaak 17-599
- de beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 16 december 2016 waarbij Sandoz verlof is verleend AstraZeneca te dagvaarden in de versnelde bodemprocedure in octrooizaken;
- de dagvaarding van 6 januari 2017;
- de akte overlegging producties namens Sandoz van 7 juni 2017 met producties EP1 t/m EP35;
- de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie van 16 augustus 2017 met producties GP1 t/m GP22;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte houdende overlegging producties van 11 oktober 2017 met producties EP36 t/m EP39;
- de akte overlegging aanvullende producties namens Sandoz ingekomen op 22 november 2017 met producties EP40 t/m 42;
- de akte houdende overlegging aanvullende producties namens AstraZeneca ingekomen op 22 november 2017 met producties GP23 en GP24;
- de akte overlegging aanvullende producties namens Sandoz ingekomen op 22 december 2017 met producties EP43 en EP44;
- de akte houdende overlegging reactieve producties namens AstraZeneca ingekomen op 22 december 2017 met producties GP25 t/m GP28b.
- de beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 16 december 2016 waarbij Sandoz verlof is verleend AstraZeneca te dagvaarden in de versnelde bodemprocedure in octrooizaken;
- de dagvaarding van 6 januari 2017;
- de akte overlegging producties namens Sandoz van 21 juni 2017 met producties EP1 t/m EP36;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie van 30 augustus 2017 met producties GP1 t/m GP22;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte houdende overlegging producties van 25 oktober 2017 met producties EP37 t/m EP41;
- de akte overlegging aanvullende producties namens Sandoz ingekomen op 6 december 2017 met producties EP42 t/m 45;
- de akte houdende overlegging aanvullende producties namens AstraZeneca ingekomen op 6 december 2017 met producties GP23 en GP24;
- de akte overlegging aanvullende producties namens Sandoz ingekomen op 5 januari 2018 met producties EP46 en EP48
- de akte houdende overlegging reactieve producties namens AstraZeneca ingekomen op 5 januari 2018 met producties GP25 t/m GP28b;
- de akte overlegging aanvullende productie EP49 namens Sandoz ingekomen op 10 januari 2018.
- het verzoek van mr. Blomme namens AstraZeneca van 5 januari 2018 tot schorsing van zaak 17-651;
- de reactie daarop van mr. Swens namens Sandoz van 9 januari 2018 strekkende tot afwijzing van het schorsingsverzoek, tevens houdende een verzoek tot rolvoeging van de pleidooien in de zaken 17-599 (bepaald op 19 januari 2018) en 17-651 (bepaald op 2 februari 2018) gelet op de inhoudelijke overlap daarvan;
- de reactie van mr. Blomme van 10 januari 2018 op voornoemd voegingsverzoek;
- het bericht van de rechtbank van 10 januari 2018 houdende (i) de beslissing om de pleidooien in de zaken met rolnummers 17-599 en 17-651 gelijktijdig te houden op vrijdag 2 februari 2018, nu partijen het er over eens zijn dat het debat in beide zaken grotendeels gelijk is en (ii) de mededeling dat op het schorsingsverzoek in de zaak 17-651 in het vonnis zal worden beslist.
- de ter zitting van 2 februari 2018 door partijen gehanteerde gecombineerde pleitnotities in de zaken 17-599 en 17-651, met dien verstande dat de voetnoten (voor zover deze meer behelzen dan een verwijzing), de citaten in de paragrafen 26 t/m 28 en de paragrafen 50 en 51 van de pleitnota namens AstraZeneca zijn doorgehaald omdat deze niet zijn gepleit;
- De verklaring van AstraZeneca ter zitting dat het bij conclusie van antwoord gedane verzoek tot toepassing van de artikelen 27 en 29 Rv op (de bijlagen bij) GP2 in beide zaken wordt ingetrokken.
2.De feiten in beide zaken
Fulvestrant formulation” en zijn gebaseerd op de internationale (PCT-)aanvrage WO 2001/051056 van 8 januari 2001, onder inroeping van prioriteit vanaf 10 januari 2000 van de Britse aanvraag GB 0000313 en vanaf 12 april 2000 van de eveneens Britse aanvraag GB 0008837.
in vitro; it is more potent and more effective than tamoxifen in this respect. Fulvestrant blocks completely the uterotrophic action of oestradiol in rats, mice and monkeys, and also blocks the uterotrophic activity of tamoxifen.
in vivorabbit study.
in vivoof the four formulations from the second part of Table 4 and shows the effect of the fixed oil component on fulvestrant plasma profile over five days following Intramuscular administration in rabbits (data normalised to 50mg per 3kg; mean given; number of animals per timepoint=8, plasmasamples assayed forfulvestrant content using Ic-ms/ms detection following solvent extraction). As can be seen the castor oil formulation showed a particularly even release profile with no evidence of precipitation of fulvestrant at the injection site.
tolerability/safetyand
therapeutically effective extended drug release,it has already been explained in paragraph 5.1.5 above that the castor oil-based fulvestrant formulation used in D4 has both good tolerability and therapeutic effectiveness over an extended period of time for the treatment of women with advanced breast cancer.
in vivoexperimental data regarding the fulvestrant plasma profile over five days following intramuscular administration of the castor oil- based fulvestrant formulation according to the invention in rabbits (paragraph 49 and Figure 1 of the patent specification).
in vivo.
Castor oil as a vehicle for parenteral administration of steroid hormones” (hierna: Riffkin). Daarin is onder meer het volgende vermeld:
Therapeutic product”, aangevraagd op 2 juni 1989 met inroeping van prioriteit van 6 juni 1988 van het Britse nationale octrooi GB 881 3353, en gepubliceerd op 13 december 1989. Deze aanvrage heeft niet tot verlening van een octrooi geleid. Op de eerste pagina van deze aanvrage is de volgende tekst opgenomen:
pure antioestrogen’fulvestrant (7α-[9-(4,4,5,5,5-pentafluoropentylsulphinyl)nonyl]oestra-1,3-5(10)-triene-3,17β-diol) genoemd.
Pharmacokinetics, pharmacological and anti-tumour effects of the specific anti-oestrogen ICI 182780 on women with advanced breast cancer”, gepubliceerd in de British Journal of Cancer, 1996 (300-308), hierna: Howell, is onder meer het volgende te lezen:
discussion’, op p 306, r. kolom:
the Pharmalettervan 4 december 1997 is het volgende opgenomen:
Zeneca allays fear of near-term product gap. (…) Faslodex is a key element in Zeneca's NCE portfolio for oncology. It is a pure antiestrogen in Phase III trials for advanced breast cancer, which promises to offer improved efficacy and a better side effect profile than tamoxifen. Unlike the earlier drug, Faslodex has no partial agonist activity and so completely blocks the action of estrogens. The Phase III trials are both comparing Faslodex (once-monthly intramuscular injection) with Arimidex in tamoxifen-resistant patients, and a first-line study versus tamoxifen is due to start in early 1998. Phase II studies are also ongoing in benign gynecology indications”.
Pink Sheetvan 8 december 1997 staat:
Zeneca's next entrant in the breast cancer therapy market, Faslodex (ICI 182,780), should reach the market in the U.S. and Europe in 2001, the company told securities analysts Dec. 1 in London. Faslodex is a pure anti-estrogen, with "no agonist activity," Zeneca New Cancer Projects Head George Blackledge explained at an R&D briefing in London. The initial indication sought by the company will be second line breast cancer use. Two Phase III trials are ongoing comparing Faslodex and Zeneca's Arimidex for that indication. In a 19-patient Phase II study of women with tamoxifen-resistant advanced breast cancer, 69% of patients showed partial response or disease stabilization, Zeneca said.”
Tamoxifen-resistant Fibroblast Growth Factor-transfected MCF-7 Cells are Cross-Resistant in Vivo to the Antiestrogen ICI 182,780 and Two Aromatase Inhibitors”, hierna: McLeskey. Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
Introduction’ p. 697, r. kolom onderaan en p. 698 l. kolom bovenaan:
Materials and Methods’op p. 698 r. kolom:
3.Het geschil
in zaak 17-599
- i) Voor EP 138 moet Howell als meest nabije stand van de techniek worden aangemerkt; daarin wordt de volledige uitvinding geopenbaard, zelfs aan de hand van klinische proeven die in EP 138 niet voorkomen. Het enige relevante verschilkenmerk met EP 138 uitgaande van Howell is de precieze samenstelling van de formulering waarbij 250 mg fulvestrant kan worden opgelost in 5 ml castorolie (ook wel vertaald als ricinusolie). Bij zijn zoektocht om de samenstelling te vinden zal de vakman op McLeskey stuiten. In McLeskey vindt de vakman een
- ii) NL 075 heeft betrekking op een uitvinding waarvoor aan dezelfde uitvinder ook een Europees octrooi is verleend, te weten EP 138. De tekst van NL 075 is gelijkluidend aan die van EP 138 B1. Op 11 februari 2015 is de oppositieprocedure van EP 138 bij het EOB afgesloten, zodat vanaf dat moment aan de in art. 77 lid 1 aanhef en onder b ROW bedoelde termijn is voldaan. NL 075 heeft vanwege het bepaalde in artikel 77 eerste lid sub b ROW derhalve niet meer de rechtsgevolgen zoals neergelegd in artikel 53, 53a, 71 en 73 ROW. Sandoz vordert een verklaring voor recht ter zake.
4.De beoordeling
afhankelijk, dit ter onderscheiding van oestrogeen
onafhankelijke borstkanker waarbij de groei van tumoren niet door oestrogeen wordt gestimuleerd en de behandeling met een anti-oestrogeen derhalve niet effectief is.
first-passmetabolisme (dat wil zeggen dat het na orale toediening in de lever snel wordt afgebroken). Het heeft AstraZeneca enkele jaren, van 1986 tot 1990, gekost om een geschikte, intramusculair toe te dienen, vertraagde afgifte formulering te vinden waarbij een therapeutisch significante bloedplasmaconcentratie gedurende ten minste twee weken werd verkregen. Zij heeft daarna naar eigen zeggen vervolgens nog enkele jaren besteed aan onderzoek naar een formulering geschikt voor orale toediening van fulvestrant. Dit leverde niets op.
co-solvents’(aanvullende oplosmiddelen) nodig zijn om de therapeutisch vereiste hoge concentraties in castorolie op te lossen. Als voorbeelden van co-solvents worden in Riffkin benzylbenzoaat (hierna ook BzBz) en benzylalcohol (hierna ook BzOH) genoemd. In tabel 1 van de octrooien is een aantal uit de stand van de techniek bekende formuleringen van steroïden opgenomen, onder meer ook in castorolie. Daarbij zij aangetekend dat tussen partijen niet in geschil is dat de aan het slot van die tabel weergegeven formuleringen onjuist zijn overgenomen uit Riffkin; de daar getoonde formuleringen van estradiol en progestrogen bevatten niet tevens ethanol, en het percentage BzOH is niet 20 of 40%, maar 2%. Tabel 1 zoals gecorrigeerd door Gellart, een medewerker van AstraZeneca die betrokken was bij de ontwikkeling van de formulering van fulvestrant, is hieronder weergegeven:
closest prior art. Daartoe is redengevend dat Howell de resultaten openbaart van klinische studies waarbij (een) fulvestrant (bevattende formulering) wordt toegepast voor de behandeling van (oestrogeenafhankelijke) borstkanker. Het ligt derhalve op hetzelfde terrein c.q. heeft dezelfde toepassing als het octrooi, terwijl het net als de in EP 138 beschermde uitvinding als effect heeft een effectieve behandeling, dat wil zeggen een behandeling waarbij een therapeutisch significante bloedplasmaconcentratie aan fulvestrant gedurende ten minste twee weken wordt verkregen, die tevens goed wordt verdragen, dat wil zeggen, waarbij geen of nauwelijks bijwerkingen optreden. EP 014 ziet op de toepassing van fulvestrant voor de behandeling van peri- of postmenopauzale kwalen, en ligt derhalve op een ander vakgebied. Het feit dat in het kader daarvan in voorbeeld 3 een specifieke formulering van fulvestrant bij die toepassing wordt geopenbaard, maakt niet dat de materie van EP 014 op hetzelfde terrein ligt als dat van EP 138. AstraZeneca heeft niet, althans onvoldoende, toegelicht waarom EP 014 een betere springplank vormt voor de PSA. Voor zover AstraZeneca bedoelt te betogen dat het document met de dichtstbijzijnde
formuleringuitgangspunt zou moeten zijn, geldt dat in dat geval McLeskey, waarin precies de in EP 138 geopenbaarde formulering wordt geopenbaard, eerder in aanmerking zou komen als
closest prior art. McLeskey is echter geen realistisch uitgangspunt omdat deze publicatie niet op hetzelfde probleem ziet noch dezelfde toepassing heeft als de uitvinding volgens het octrooi.
defective disclosure’die de vakman niet als uitganspunt zou nemen, wordt ook die stelling verworpen. Howell openbaart qua werkzaamheid meer details dan EP 138, in het bijzonder ook klinische studies en therapeutisch relevante bloedplasmaconcentraties bij mensen gedurende vier weken, zodat Howell voldoende aannemelijk maakt dan een formulering van fulvestrant is gebruikt die werkt.
closest prior art,moeten vervolgens het objectieve technische probleem worden vastgesteld aan de hand va de (technische) verschilkenmerken tussen Howell en de uitvinding. Howell toont resultaten van fase II klinische studies met fulvestrant voor de behandeling van oestrogeenafhankelijke borstkanker. Beschreven wordt dat een formulering van fulvestrant in castorolie die 250 mg/ml fulvestrant bevat, intramusculair wordt toegediend aan patiënten met borstkanker. Daarmee zijn de hierboven in r.o. 4.10 weergeven deelkenmerken 30.1 t/m 30.6 en 30.9 in Howell geopenbaard. Ook wordt in Howell getoond dat bij de patiënten gedurende een maand de bloedplasmaconcentratie van fulvestrant op een therapeutisch relevante waarde blijft (er is sprake van vertraagde afgifte), dat de behandeling succesvol is (‘het werkt’) en dat de formulering goed wordt verdragen (het heeft geringe bijwerkingen).
- 10% w/v (gewicht per volume) ethanol,
- 10% w/v BzOH en
- 15% w/v BzBz.
geschiktheidvan de formulering voor de behandeling van borstkanker rekening moet worden gehouden bij de vaststelling van het objectieve technische probleem, zulks in afwijking van bijvoorbeeld de OD (in EP 573, vgl. 2.14) en het Zwitserse
Bundespatentgericht. Waar Sandoz aanvankelijk stelde dat die geschiktheid (therapeutische werkzaamheid, verdraagbaarheid en vertraagde afgifte) buiten de probleemstelling moet worden gehouden, poneren beide partijen bij pleidooi als probleem: “
het verschaffen van een fulvestrant-formulering (in castorolie)die geschikt is voorhet behandelen van borstkanker”. (onderstreping door de rechtbank)
verschilkenmerkenin zin van de PSA vormen. Anders gezegd, uitgaande van Howell, is de bijdrage aan de stand van de techniek van EP 138 niet de werking, de verdraagbaarheid of de vertraagde afgifte, maar de specifieke samenstelling van de formulering. Wanneer uitsluitend met dat technische effect van de formuleringsverschillen rekening wordt gehouden, zou het objectieve technische probleem luiden: “
het vinden van een formulering waarbij 250 mg fulvestrant kan worden opgelost in 5 ml castorolie”, zoals de OD (in EP 573) tot uitgangspunt heeft genomen. Echter, niet in geschil is dat het in dat geval goed mogelijk is om een formulering te vinden die een oplossing vormt van deze korte probleemstelling, terwijl die formulering niet de in het octrooi geclaimde (en reeds in Howell geopenbaarde) effecten heeft en, kort gezegd, niet werkt. Met andere woorden, een formulering kan een geschikte oplossing van voornoemde probleemstelling vormen, terwijl deze niet voldoet aan alle relevante deelkenmerken van conclusie 30. Naar het oordeel van de rechtbank moet de als oplossing te vinden formulering dan ook niet alleen als technisch effect hebben dat 250 mg fulvestrant in 5 ml castorolie oplosbaar is, maar voldoet als juiste oplossing alleen een formulering die geschikt is voor de behandeling van borstkanker, omdat alleen die daadwerkelijk een oplossing vormt van het verschil tussen Howell en EP 138. Dit brengt mee dat met de technische effecten van de geschiktheid, rekening moet worden gehouden bij de formulering van het objectieve technische probleem.
- i) therapeutische werkzaamheid/geschiktheid (deelkenmerk 30.3),
- ii) verdraagbaarheid en
- iii) vertraagde afgifte gedurende twee weken (deelkenmerk 30.10)
with no evidence of precipitation”; zie ook tabel 4, onderste gedeelte). De geschiktheid op het gebied van verdraagbaarheid in de probleemstelling (en daarmee voor de beoordeling van de inventiviteit) dient dan ook te worden beperkt tot het voorkomen van precipitatie.
het verschaffen van een fulvestrant-formulering waarbij 250 mg fulvestrant is opgelost in 5 ml castorolie en waarbij de formulering (i) geschikt is voor het behandelen van borstkanker, (ii) niet precipiteert en (iii) waarbij sprake is van vertraagde afgifte, in die zin dat een therapeutisch significante plasmaconcentratie wordt verkregen gedurende ten minste twee weken na toediening 5 ml via een intramusculaire injectie.
in vivokonijnenstudies gedurende vijf dagen, nu EP 138 een en ander ook slechts aan de hand van (de extrapolatie van) de resultaten van dergelijke dierproeven aantoont (vgl EP 138 [0047] en [0048] en figuur 1). Tussen partijen is niet in geschil dat (tot de algemene vakkennis behoort dat) dergelijke studies voldoende voorspellende waarde hebben voor de werkzaamheid bij mensen. Het doen van klinische studies, zoals in Howell, is derhalve niet nodig om de technische effecten van therapeutische werkzaamheid en vertraagde afgifte aan te tonen.
pointers awaywaren die hem van dat onderzoek zouden afhouden.
would) – en niet slechts kon (
could) – hebben opgelost op de wijze geclaimd in het octrooi. Zo de uitvinding het resultaat is van nader onderzoek, ligt de uitvinding niet alleen voor de hand als de vakman dat onderzoek zou hebben uitgevoerd en de resultaten duidelijk voorspelbaar zijn, maar ook als er – vanwege een (al dan niet impliciete) aansporing in de stand van de techniek – sprake is van een redelijke verwachting van succes (
reasonable expectation of success). [9] [10] Dat wil zeggen dat de vakman in staat is om redelijkerwijs een succesvol einde van een onderzoeksproject binnen acceptabele tijd te voorspellen. Daarbij kan van belang zijn of de te verrichten onderzoeken tijdrovend en/of ingewikkeld zijn, dan wel of slechts routinematige experimenten nodig zijn. [11] Onvoldoende is de enkele “
hope to succeed” [12] . De vakman heeft in beginsel toegang tot alles in de stand van de techniek en alle bekende routinematige onderzoeksmethode staan tot zijn beschikking.
searchers’ gemotiveerd uiteenzetten dat de vakman, die uitgaande van Howell op zoek is naar een formulering van fulvestrant, bij een routinematig literatuuronderzoek op de prioriteitsdatum direct op McLeskey stuit. Den Hartog lijkt te zijn uitgegaan van een database die niet het juiste uitgangspunt vormt voor een
searchzoals die door de vakman zou zijn uitgevoerd.
onafhankelijke bortstkanker (McLeskey ziet, zoals hierna wordt toegelicht, op het laatste). Voor een oncoloog die borstkanker behandelt mag ervan worden uitgegaan dat kennis van beide varianten tot de relevante stand van de techniek behoort. McLeskey is tot slot gepubliceerd in het tijdschrift
Clinical Cancer Researchdat binnen het vakgebied van de relevante vakman valt (het richt zich zowel tot de clinicus als tot de farmacoloog).
drugs’(zie 2.19). De geopenbaarde formuleringen zijn:
- fulvestrant in poedervorm opgelost in 100% EtOH, vermengd met warme arachideolie (‘
- fulvestrant als ‘
onafhankelijk groei van borstkanker. In het kader van dit onderzoek wordt 1 ml van de fulvestrant oplossingen subcutaan geïnjecteerd bij muizen.
preformulated’ oplossing van fulvestrant in castorolie met precies de beoogde concentratie (50 mg/ml komt overeen met 250 mg in 5 ml, zoals in Howell toegepast; deelkenmerken 30.5 en 30.6). Niet in geschil is dat op de prioriteitsdatum algemeen bekend was dat de samenstelling van een formulering geen voorspellende waarde heeft voor het afgifte-profiel en de verdraagbaarheid. Dit moet altijd per formulering onderzocht worden. De vraag is dan of de vakman met een redelijke verwachting van succes zal onderzoeken of de McLeskey formulering geschikt is. Naar het oordeel van de rechtbank moet die vraag bevestigend worden beantwoord. Daartoe is het volgende redengevend.
co-solvents’(hulpstoffen/excipiënten) nodig zijn om de oplosbaarheid van het hormoon in castorolie te verhogen om de gewenste hoeveelheid steroïde (die vanwege het maximaal toe te dienen volume van 5 ml relatief groot is) daarin te kunnen oplossen. In Riffkin worden BzBz en BzOH specifiek genoemd als voorbeelden van geschikte hulpstoffen (vgl. 2.15, citaat p. 892). Ook de combinatie van BzBz (in hoeveelheden van 20% en 40%) en BzOH (2%) was bekend (o.m. uit Riffkin). Die combinatie is voorts weergegeven in de stand van de techniek met betrekking tot “
oil based long-acting intramuscular injections” in EP 138 (zie tabel 1 en 4.6). De vakman wist op de prioriteitsdatum dus al dat de excipiënten BzBz en BzOH in het bijzonder geschikt zijn voor een vertraagde afgifte (ook wel depot) formulering in castorolie van steroïde hormonen (waaronder oestrogeen) voor humaan gebruik bij, onder meer, intramusculaire toediening. Evenmin is in geschil dat ethanol een gebruikelijke hulpstof/oplosmiddel is in (menselijke) formuleringen. De hulpstoffen die in McLeskey zijn geopenbaard, zijn derhalve excipiënten die geschikt zijn voor en niet ongebruikelijk zijn in geneesmiddelen. Dit gegeven zal de vakman op het spoor zetten dat mogelijk sprake is van een geschikte formulering, en in elk geval zullen de gebruikte expediënten hem niet afhouden van het doen van onderzoek.
sophisticated’) formulering. Dit draagt bij aan de perceptie van de vakman dat die formulering niet zo maar bereid is enkel voor de in McLeskey gedane (dier)proeven (in tegenstelling tot de andere in McLeskey genoemde fulvestrant oplossing die wel speciaal voor dat onderzoek is bereid, vgl. 2.19 onder ‘drugs’: ‘
powdered drug was first dissolved in 100% ethanol and spiked into warmed peanut oil’), maar mogelijk geschikt is voor menselijk gebruik. Daar komt bij dat in McLeskey is vermeld dat de oplossing in castorolie ‘
preformulated’ kant en klaar ter beschikking is gesteld. Hieruit maakt de vakman op dat sprake is van een formulering die vaker wordt gebruikt en ook dat vormt naar het oordeel van de rechtbank een nadere aanwijzing dat deze formulering wellicht voor mensen is te gebruiken. Bovendien behoorde het tot zijn algemene vakkennis dat formuleringen in castorolie in het algemeen geschikt zijn voor vertraagde afgifte. Hij zal dan ook geneigd zijn de geschiktheid van de in McLeskey geopenbaarde formulering te onderzoeken met een redelijke verwachting van succes.
local-tolerance test’die, ook op de prioriteitsdatum, tot het standaardinstrumentarium van de formuleringsdeskundige behoorde. Of met de formulering ook het gewenste bloedplasma niveau gedurende twee weken wordt bereikt kan, naar Vromans heeft verklaard, evenzeer routinematig worden getest
in vivoop proefdieren, waarbij bijvoorbeeld een afgifteprofiel gedurende vijf dagen in konijnen wordt getest, zoals in (figuur 1 van) EP 138 is geopenbaard. Deze tests duren, aldus Vromans, bij voornoemd bureau enkele maanden. De aan beide testen verbonden kosten zijn relatief laag. De formuleringsdeskundige van AstraZeneca, Crommelin, heeft, ook tijdens de pleidooi-zitting, bevestigd dat sprake is van routinetests, zodat de rechtbank als vaststaand aanneemt dat de bedoelde geschiktheid van de formulering uit McLeskey relatief eenvoudig en met relatief geringe inspanning en kosten, met bekende, routinematige methoden, vastgesteld kan worden. Dit geldt te meer nu het alternatief is om van ‘
scratch’te beginnen met het maken van een geschikte formulering. De beantwoording van de vraag of sprake is van een
‘reasonable expectation of success’is daarbij als het ware mede gekleurd door de lange weg van het alternatief. Het komt de rechtbank niet reëel voor om – zoals AstraZeneca kennelijk wil – aan te nemen dat de vakman, gegeven al deze aanwijzingen, op zoek naar een oplossing van het hiervoor bepaalde probleem, de formulering van McLeskey links zou laten liggen en integendeel de lange weg zal inslaan om van ‘
scratch’te beginnen.
At the dose used, there was accumulation of the drug over time and thus lower doses than those administered in this study may be as effective.”(pagina 306, r. kolom onder het kopje ‘
discussion’, zie 2.17)
discussion’) in Howell tot gevolg heeft dat de vakman wordt aangespoord om niet de McLeskey formulering met de in Howell toegepaste fulvestrant-concentratie – waarvan zeker is dat die in klinische studies werkzaam is – te onderzoeken, maar zijn pijlen enkel te richten op formuleringen met lagere concentraties fulvestrant.
- i) de samenstelling van de McLeskey formulering is ongebruikelijk;
- ii) McLeskey bevat geen indicatie omtrent afgifteprofiel en bloedplasmaconcentraties; en
- iii) McLeskey openbaart niets over verdraagbaarheid.
pointer away. Ook dit stuit af op het feit dat de wijze van injecteren geen onderdeel uitmaakt van de probleemstelling. Sandoz heeft bovendien onweersproken gesteld dat muizen kleine spieren en veel huidplooien hebben zodat daar parenterale toediening via een subcutane injectie de voorkeur verdient boven intramusculaire toediening.
in vivodierproeven op konijnen geschikt is voor het behandelen van borstkanker, niet precipiteert en dat daarmee een therapeutisch significante plasmaconcentratie wordt verkregen gedurende ten minste twee weken na toediening van 5 ml via een intramusculaire injectie, althans gedurende vijf dagen bij konijnen. Hij komt daarmee zonder creatieve denkarbeid tot de in conclusie 30 geclaimde uitvinding. Dit brengt mee dat conclusie 30 in combinatie met conclusies 1 en 29 van EP 138 nietig is wegens het ontbreken van inventiviteit. Gesteld noch gebleken is dat de overige meer algemene conclusies bij deze uitkomst stand kunnen houden, zodat EP 138 volledig wordt vernietigd.