ECLI:NL:RBDHA:2018:3832
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Boete opgelegd aan werkgever wegens overtredingen van de Wet arbeid vreemdelingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 april 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een werkgever (eiseres) en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (verweerder). De eiseres had een boete van € 72.000,- opgelegd gekregen wegens negen overtredingen van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). De rechtbank oordeelde dat het niet in geschil was dat eiseres deze overtredingen had begaan, maar dat de vraag was of de boete gematigd moest worden. Eiseres voerde aan dat zij niet op de hoogte was van de Nederlandse wetgeving en dat zij niet de intentie had om in strijd met de wet te handelen. De rechtbank verwierp dit standpunt en stelde vast dat het de verantwoordelijkheid van de werkgever is om te controleren of aan de Wav wordt voldaan. De rechtbank oordeelde dat onbekendheid met de wet geen reden is voor matiging van de boete. Eiseres voerde verder aan dat de boete onevenredig hoog was in verhouding tot haar financiële situatie, maar de rechtbank oordeelde dat eiseres niet had aangetoond dat de boete haar onevenredig zou treffen. De rechtbank concludeerde dat de opgelegde boete van € 72.000,- terecht was en dat er geen aanleiding was voor matiging. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.