ECLI:NL:RBDHA:2018:3810
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag van Syrische man met internationale bescherming in Duitsland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2018 uitspraak gedaan in een beroep van een man van Syrische afkomst tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij zijn asielaanvraag van 7 januari 2018 niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser al internationale bescherming geniet in Duitsland, waar hij op 30 juni 2016 een verblijfsvergunning heeft verkregen, geldig tot 29 juni 2017. Eiser heeft Duitsland verlaten voordat zijn aanvraag tot verlenging van de verblijfsvergunning was behandeld. De staatssecretaris heeft in zijn besluit verwezen naar informatie uit Eurodac, waaruit blijkt dat Duitsland op 4 december 2017 opnieuw internationale bescherming aan eiser heeft verleend.
De rechtbank overweegt dat, volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, van een vreemdeling mag worden verlangd om terug te keren naar de lidstaat waar hij internationale bescherming geniet. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat eiser internationale bescherming geniet in Duitsland en dat hij daarom niet in Nederland asiel kan aanvragen. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat Duitsland de internationale bescherming aan hem heeft beëindigd. De rechtbank wijst erop dat de omstandigheden in Duitsland, zoals door eiser gesteld, niet relevant zijn voor de vraag of hij recht heeft op asiel in Nederland.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.