ECLI:NL:RBDHA:2018:35
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om inzage in persoonsgegevens op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens
Op 4 januari 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser, woonachtig in Groot-Brittannië, en de staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een verzoek van de eiser op basis van artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) om inzage in gegevens die de inspecteur van de Belastingdienst over hem heeft. Dit verzoek werd door de staatssecretaris afgewezen, met als argument dat de economische en fiscale belangen van de staat zwaarder wegen dan de belangen van de eiser bij inzage in zijn persoonsgegevens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in eerdere fiscale procedures al had verzocht om dezelfde gegevens en dat het verzoek om inzage in de Wbp niet bedoeld was om te controleren of zijn gegevens correct werden verwerkt, maar om toegang te krijgen tot geheime stukken die in die fiscale procedures niet waren verstrekt.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser de bevoegdheid om een verzoek in te dienen op grond van de Wbp heeft misbruikt, omdat hij deze heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze was bedoeld. Hierdoor werd het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank benadrukte dat het recht op toegang tot de rechter niet werd ontzegd, omdat de eiser de mogelijkheid had om het niet verstrekken van de stukken in de fiscale procedures aan te vechten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.