In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2018 een beschikking gegeven op het verzoek van twee verzoekers, die optreden als wettelijk vertegenwoordigers van hun minderjarige kinderen. De verzoekers hebben goedkeuring gevraagd voor de onderhandse verdeling van de nalatenschap van de erflater, die in 2010 is overleden. De minderjarigen zijn erfgenamen in deze nalatenschap, maar kunnen vanwege hun minderjarigheid niet zelfstandig aan de verdeling meewerken. De kantonrechter heeft het verzoek beoordeeld op basis van artikel 3:183 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat de verdeling van de nalatenschap bij notariële akte moet geschieden en goedgekeurd moet worden door de kantonrechter. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de kosten van een notariële akte niet in verhouding staan tot de omvang van de nalatenschap en dat de belangen van de minderjarigen voldoende zijn gewaarborgd. Daarom heeft de kantonrechter dispensatie van de vormvoorschriften verleend en goedkeuring gegeven voor de onderhandse verdeling, met de voorwaarde dat de aan de minderjarigen toekomende gelden op een rekening ten name van de afzonderlijke minderjarigen worden gestort. De beschikking is gegeven door mr. A. Emmens en kan binnen drie maanden na de uitspraak worden aangevochten door de verzoekers of andere belanghebbenden.