ECLI:NL:RBDHA:2018:3438
Rechtbank Den Haag
- Tussenbeschikking
- Rechtspraak.nl
Afwezigheidsbewind en consignatiekas in het belang van rechthebbende
Op 26 maart 2018 heeft de Rechtbank Den Haag een tussenbeschikking uitgesproken in een zaak betreffende afwezigheidsbewind. De kantonrechter heeft de bewindvoerder, die in 1991 was benoemd, opgedragen om het vermogen van de afwezige rechthebbende te storten in de consignatiekas van het Ministerie van Financiën. De rechthebbende, geboren in 1956 en laatstelijk woonachtig in Den Haag, heeft momenteel geen bekende woon- of verblijfplaats. Het onroerend goed dat onder bewind stond, was in 1991 verkocht, en het resterende bedrag van de verkoopopbrengst is sindsdien onder bewind gehouden. Door de kosten van het bewind is het vermogen van de rechthebbende in de loop der jaren steeds verder afgenomen.
De kantonrechter heeft overwogen dat het voortbestaan van het bewind niet langer in het belang van de rechthebbende is, gezien de onbekende verblijfplaats en de afname van het vermogen. Hoewel de wet niet expliciet voorziet in deze mogelijkheid, heeft de kantonrechter besloten om de bewindvoerder te verplichten het resterende vermogen te storten in de consignatiekas. Na deze storting en het overleggen van bewijs van consignatie zal het bewind worden opgeheven. De beslissing is genomen ter openbare terechtzitting en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.