Uitspraak
REchtbank DEN Haag
[persoon 1] h.o.d.n. [bedrijf 1], te [plaats], verzoekster
de burgemeester van Den Haag, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
heeft gestaan.
Rechtbank Den Haag
Op 20 maart 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, [persoon 1] h.o.d.n. [bedrijf 1], een voorlopige voorziening vroeg tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een exploitatievergunning en een Drank- en Horecawetvergunning door de burgemeester van Den Haag. De burgemeester had op 10 januari 2018 besloten de vergunningen te weigeren, omdat er een ernstig gevaar bestond dat de vergunningen zouden worden gebruikt voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten, zoals vastgelegd in de Wet Bibob. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 12 maart 2018 heeft de voorzieningenrechter de argumenten van beide partijen gehoord. Verzoekster stelde dat zij de banden met personen die eerder betrokken waren bij strafbare feiten had verbroken en dat zij geen zakelijke banden meer had met hen. De burgemeester baseerde zijn besluit echter op rapportages van de politie die wezen op de betrokkenheid van deze personen bij strafbare feiten, waaronder drugshandel. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester in redelijkheid had kunnen besluiten de vergunningen te weigeren, gezien de aard en ernst van de strafbare feiten en de zakelijke banden die verzoekster had met de betrokken personen.
De voorzieningenrechter concludeerde dat het primaire besluit naar verwachting in bezwaar stand zou houden en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 20 maart 2018, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.