ECLI:NL:RBDHA:2018:3248

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2018
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 7148
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing sollicitatie en tijdelijke werkzaamheden binnen gemeentelijke reorganisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, werkzaam bij de gemeente Westland, en het college van burgemeester en wethouders van Westland. Eiser, die sinds 2004 in dienst is bij de gemeente, heeft in 2011 de functie van [functie 1] bekleed. Na een reorganisatie heeft hij gesolliciteerd naar de functie van [functie 2], maar zijn sollicitatie is afgewezen. Eiser heeft aangevoerd dat de besluitvorming niet transparant was en dat zijn lange staat van dienst niet in aanmerking is genomen. Hij betwist de geschiktheidseisen die aan hem zijn gesteld en stelt dat er geen onafhankelijk assessment heeft plaatsgevonden.

De rechtbank overweegt dat het bestuursorgaan beoordelingsvrijheid heeft in sollicitatieprocedures en dat de rechter terughoudend moet toetsen of het bestuursorgaan in redelijkheid tot zijn oordeel heeft kunnen komen. De rechtbank concludeert dat de selectieprocedure zorgvuldig is verlopen en dat de afwijzing van de sollicitatie van eiser terecht is. Eiser heeft niet aangetoond dat hij zich verzet tegen de tijdelijke werkzaamheden die hem zijn opgedragen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 17/7148
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 maart 2018 in de zaak tussen
[eiser], te [plaats], eiser
(gemachtigde: mr. J.G.F.M. Hoffmans),
en
het college van burgemeester en wethouders van Westland, verweerder
(gemachtigden: mr. W. van IJzeren en M. van Beek).
Procesverloop
Bij besluit van 24 februari 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser per 1 januari 2017 rechtstreeks geplaatst onder de gemeentesecretaris, waarbij hij tijdelijke werkzaamheden als projectleider kreeg opgedragen.
Bij besluit van 8 september 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Overwegingen
1. Eiser is sinds 1 januari 2004 in dienst bij de gemeente Westland. Vanaf 1 januari 2011 heeft eiser de functie bekleed van [functie 1].
Op 14 juli 2016 heeft verweerder ingestemd met een nieuwe organisatiestructuur van de gemeente Westland. In die nieuwe structuur zouden vier [functies 2] worden benoemd. Deze functies heeft verweerder aangemerkt als zogenoemde sleutelfuncties. Bij e‑mail van 7 augustus 2016 heeft eiser aan de gemeentesecretaris kenbaar gemaakt dat hij belangstelling had voor de functie [functie 2]. Op 30 augustus 2016 heeft een selectiegesprek plaatsgevonden. Op 7 september 2016 is eiser mondeling kenbaar gemaakt dat hij niet zou worden benoemd tot [functie 2].
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder verwezen naar het advies van de Bezwaaradviescommissie van 9 augustus 2017.
In haar advies heeft de Bezwaaradviescommissie wat betreft de afwijzing van de sollicitatie vermeld dat de omstandigheid dat de functie van [functie 2] naar het oordeel van eiser overeenkomt met de functie van [functie 1] niets afdoet aan de bevoegdheid van de directie om sleutelfuncties aan te wijzen. Verder is bij de Bezwaaradviescommissie de overtuiging gerezen dat een zorgvuldige selectieprocedure had plaatsgevonden.
Wat betreft de opdracht om tijdelijk andere werkzaamheden te verrichten heeft de Bezwaaradviescommissie vastgesteld dat verweerder tijdens de hoorzitting heeft aangegeven dat er in het reguliere plaatsingsproces geen functies voorhanden zijn die zijn gewaardeerd in schaal 15. Verder is de Bezwaaradviescommissie niet gebleken dat het bezwaar is gericht tegen de invulling van de tijdelijke werkzaamheden.
3. Eiser heeft aangevoerd dat van een duidelijke en transparante besluitvorming geen sprake is geweest. Op basis van slechts één gesprek heeft verweerder geconcludeerd dat eiser niet geschikt was voor de functie van [functie 2]. Verweerder heeft niet gekeken naar de lange en goede staat van dienst van eiser en er heeft geen onafhankelijk assessment plaatsgevonden. Onduidelijk is waarom eiser de functie van [functie 2] niet zou kunnen vervullen en de andere [mensen met functie 1], die als [functie 2] zijn benoemd, wel. De functie van [functie 1] had zich in de loop der jaren steeds meer ontwikkeld, waardoor de functie van [functie 2] dezelfde of nagenoeg dezelfde functie is als de functie die eiser bekleedde vóór de reorganisatie. Hij heeft daarvoor verwezen naar de notitie ‘managementteam gemeente Westland’.
Verder heeft eiser aangevoerd dat verweerder geen onderzoek heeft verricht of eiser in een passende of geschikte functie kan worden geplaatst. Eiser is nog niet aangewezen als herplaatsingskandidaat en heeft geen duidelijkheid over zijn status en de door hem te verrichten werkzaamheden.
4. Volgens vaste rechtspraak is de beslissing van het bestuursorgaan in een sollicitatieprocedure als hier aan de orde het resultaat van een beoordeling van de capaciteiten van de betrokkene tegen de achtergrond van de functie-eisen. Daarbij heeft het bestuursorgaan beoordelingsvrijheid. Daarom is de toetsing door de rechter terughoudend. De toetsing is beperkt tot de vraag of het bestuursorgaan in redelijkheid tot zijn oordeel heeft kunnen komen. Zie onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 februari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:386.
In artikel 7, tweede lid, van de Regeling werving en selectie staat dat een selectiecommissie in beginsel ten minste bestaat uit de toekomstig leidinggevende en een naaste medewerker.
Weliswaar is eiser niet beoordeeld door een naaste medewerker, maar daar staat tegenover dat de burgemeester, de wethouder/portefeuillehouder p&o, de gemeentesecretaris/algemeen directeur, een externe deskundige van [bedrijf] en de voorzitter en een lid van de ondernemingsraad eiser hebben beoordeeld. Door deze samenstelling heeft naar het oordeel van de rechtbank geen schending van het verbod van vooringenomenheid plaatsgevonden.
De leden van de selectiecommissie hebben ieder voor zich gedurende het gesprek de gevraagde competenties beoordeeld, zo staat in het verweerschrift. De persoonlijke oordelen zijn na afloop besproken en de gezamenlijke conclusies zijn genoteerd in het gespreksformulier. In het gespreksformulier staat een aantal positieve punten van eiser. Als ontwikkelpunten staan daarin de motivatie, kennis, leiderschap, oplossingsgerichtheid en netwerken. Hiermee heeft verweerder inzichtelijk gemaakt op welke overwegingen zijn keuze berust. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de sollicitatieprocedure onzorgvuldig was. Verweerder was niet gehouden om gebruik te maken van verslagen van functioneringsgesprekken of een assessment. Niet valt in te zien dat verweerder op rechtens onjuiste wijze invulling heeft gegeven aan de keuzevrijheid die hem in de sollicitatieprocedure toekwam.
Verweerder heeft terecht vastgesteld dat eiser zich niet verzet tegen de invulling van de tijdelijke werkzaamheden. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te oordelen dat het bestreden besluit in zoverre onjuist is. Het al dan niet aanwijzen van eiser als herplaatsingskandidaat of het opstellen van een re-integratieplan is in deze procedure niet aan de orde.

5.Het beroep is ongegrond.

6.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.W.J. Sloots, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2018.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.