ECLI:NL:RBDHA:2018:3213

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2018
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
C/09/547868/ KG RK 18/203
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het wrakingsverzoek wegens gebrek aan nieuwe feiten en misbruik van het wrakingsmiddel

Op 19 maart 2018 heeft de Meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van drie verzoekers tegen kantonrechter mr. C.W.D. Bom. De verzoekers hadden eerder op 15 januari 2018 een eerste wrakingsverzoek ingediend, dat door de wrakingskamer op 5 februari 2018 werd afgewezen. In het thans voorliggende verzoek hebben de verzoekers geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die na het eerste verzoek zijn ontstaan. De wrakingskamer oordeelt dat er geen aanwijzingen zijn voor (schijn van) vooringenomenheid van de kantonrechter. Bovendien is er een wrakingsverbod opgelegd, omdat de verzoekers reeds tweemaal hebben geprobeerd de kantonrechter te wraken en kort voor de behandeling van het eerste verzoek ook de wrakingskamer hebben gewraakt. De wrakingskamer concludeert dat het tweede verzoek tot wraking niet voldoende onderbouwd is en dat er sprake is van misbruik van het wrakingsmiddel. De beslissing houdt in dat het verzoek tot wraking wordt afgewezen en dat een volgend verzoek niet in behandeling zal worden genomen.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2018/13
zaak-/rekestnummer: C/09/547868/ KG RK 18/203
zaaknummer: 6215952/ RL EXP 17-19661(nummer hoofdzaak)
datum beschikking: 19 maart 2018
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van:
[verzoekster sub 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
[verzoekster sub 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
[verzoeker sub 3] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekers,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
strekkende tot wraking van:
mr. C.W.D. Bom,
kantonrechter in de rechtbank Den Haag, hierna te noemen: de kantonrechter.
Belanghebbende in deze zaak is:
de vennootschap naar buitenlands recht Grand Fly Establisment,
gevestigd en kantoorhoudend te Schaan (Liechtenstein).

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

Tussen verzoekers en belanghebbende is in de hoofdzaak een procedure aanhangig, waarin de belanghebbende onder meer heeft verzocht om ontbinding van een huurovereenkomst met verzoekers met betrekking tot een winkelpand en een daarboven gelegen woning. Op 24 november 2017 heeft een comparitie plaatsgevonden. Bij gelegenheid van die comparitie heeft de gemachtigde van verzoekers verzocht de zitting uit te stellen. De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen. De zaak is ter comparitie besproken en verwezen naar de rolzitting van 19 december 2017 voor conclusiewisseling. Tevens is bepaald dat op 16 januari 2018 vonnis zou worden gewezen. Na de comparitie hebben beide partijen op 19 december 2017 aktes genomen. Op 15 januari 2018 hebben verzoekers de kantonrechter voor de eerste maal gewraakt.
Op 22 januari 2018, kort voor aanvang van de behandeling van het eerste wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer hebben verzoekers via een e-mailbericht de leden van de wrakingskamer gewraakt.
De wrakingskamer heeft dit verzoek aangemerkt als misbruik van het wrakingsmiddel en is daar aan voorbij gegaan. Vervolgens heeft de wrakingskamer bij beslissing van 5 februari 2018 verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun wrakingsverzoek omdat het te laat was ingediend.
Vervolgens heeft de kantonrechter op 6 februari 2018 (tussen)vonnis gewezen.
Met het (tweede) verzoekschrift van 6 februari 2018, met bijlagen, dat op 9 februari 2018 ter griffie is ingekomen, hebben verzoekers de kantonrechter wederom gewraakt.
De wrakingskamer heeft op 23 februari 2018 een schriftelijke reactie van de kantonrechter ontvangen op het thans voorliggende (tweede) wrakingsverzoek.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 5 maart 2018 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Namens verzoekers is de schriftelijk gemachtigde [gemachtigde] verschenen. Het wrakingsverzoek is door hem mondeling toegelicht.
De kantonrechter is, zoals aangekondigd, niet ter zitting verschenen.

3.Het standpunt van verzoekers

3.1.
De rechtbank begrijpt het tweede wrakingsverzoek aldus, dat daaraan – evenals aan het eerste wrakingsverzoek – de volgende stellingen ten grondslag worden gelegd:
  • De kantonrechter is partijdig omdat hij al eerder diverse zaken tegen één van de verzoekers heeft behandeld en nu op dezelfde wijze te werk gaat;
  • De kantonrechter heeft ten onrechte de comparitie niet aangehouden teneinde verzoekers hun verhaal te laten doen;
  • De kantonrechter heeft tijdens de zitting uitlatingen en aannames gedaan zonder dat verzoekers in de gelegenheid zijn geweest zich daarover uit te laten;
  • Het was verzoekers niet bekend dat op 16 januari 2018 in de zaak vonnis zou worden gewezen.
3.2.
Bij de behandeling van het wrakingsverzoek op 5 maart 2018 heeft Siebrecht [gemachtigde] verzoekers desgevraagd een mondelinge toelichting gegeven op het verzoek.

4.Het standpunt van de kantonrechter

De kantonrechter berust niet in de wraking. Tussen het eerste en tweede wrakingsverzoek, heeft, afgezien van het uitspreken van het vonnis op 6 februari 2018, geen enkele proceshandeling plaatsgevonden. In het tweede wrakingsverzoek is volgens de kantonrechter geen nadere onderbouwing gegeven van zijn mogelijke rechterlijke partijdigheid. Omdat thans sprake is van een tweede, niet gemotiveerd wrakingsverzoek, en derhalve sprake is van misbruik van recht, geeft hij de wrakingskamer in overweging om te beslissen dat een volgend verzoek tot wraking niet meer in behandeling wordt genomen.

5.De beoordeling

5.1.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3.
Op 5 februari 2018 heeft de wrakingskamer beslist op het door verzoekers op 15 januari 2018 ingediende wrakingsverzoek. Verzoekers hebben ter onderbouwing van het thans voorliggende wrakingsverzoek geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die zich na indiening van het wrakingsverzoek van 15 januari 2018 hebben voorgedaan en die nadien pas aan verzoekers bekend zijn geworden. Nu van nieuwe feiten of omstandigheden waaruit de (schijn van) vooringenomenheid van de kantonrechter zou kunnen volgen, niet is gebleken, zal het wrakingsverzoek worden afgewezen.
5.4
Ten overvloede overweegt de wrakingskamer dat de door verzoekers aangevoerde omstandigheid dat zij pas zeer laat op de hoogte zijn geraakt van de zitting van de wrakingskamer op 22 januari 2018, geen betrekking heeft op het functioneren van de gewraakte kantonrechter. Derhalve kan deze omstandigheid evenmin een grond vormen voor toewijzing van het wrakingsverzoek.
5.5
Gelet op het gebrek aan onderbouwing van het (tweede) wrakingsverzoek, alsmede op de omstandigheid dat verzoekers in de onderhavige procedure de kantonrechter reeds tweemaal hebben getracht te wraken, en gelet op de poging van verzoekers om de wrakingskamer te wraken kort voor de behandeling van het (eerste) wrakingsverzoek, ziet de wrakingskamer aanleiding om toepassing te geven aan artikel 39, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De wrakingskamer stelt vast dat sprake is van misbruik van het rechtsmiddel wraking en zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking, niet in behandeling wordt genomen.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekers, niet in behandeling wordt genomen;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekers;
• de belanghebbende p/a de gemachtigde R . [gemachtigde]
• de kantonrechter mr. C.W.D. Bom.
Deze beslissing is gegeven door mrs. O. van der Burg, K.M. Braun en A.C. Olland rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Noorlander als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2018.