Op 19 maart 2018 heeft de Meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van drie verzoekers tegen kantonrechter mr. C.W.D. Bom. De verzoekers hadden eerder op 15 januari 2018 een eerste wrakingsverzoek ingediend, dat door de wrakingskamer op 5 februari 2018 werd afgewezen. In het thans voorliggende verzoek hebben de verzoekers geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die na het eerste verzoek zijn ontstaan. De wrakingskamer oordeelt dat er geen aanwijzingen zijn voor (schijn van) vooringenomenheid van de kantonrechter. Bovendien is er een wrakingsverbod opgelegd, omdat de verzoekers reeds tweemaal hebben geprobeerd de kantonrechter te wraken en kort voor de behandeling van het eerste verzoek ook de wrakingskamer hebben gewraakt. De wrakingskamer concludeert dat het tweede verzoek tot wraking niet voldoende onderbouwd is en dat er sprake is van misbruik van het wrakingsmiddel. De beslissing houdt in dat het verzoek tot wraking wordt afgewezen en dat een volgend verzoek niet in behandeling zal worden genomen.