ECLI:NL:RBDHA:2018:3054
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een alleenstaande vrouw met meerdere gezondheidsproblemen, en het college van burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk. Eiseres had een indicatie voor huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), maar was van mening dat de toegekende uren onvoldoende waren om in haar ondersteuningsbehoefte te voorzien. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in 2017 een indicatie had voor 3 uur hulp per week, wat volgens verweerder de maximale norm was voor een eenpersoonshuishouden. Eiseres voerde aan dat de normtijden die door verweerder waren gehanteerd, niet op objectieve criteria waren gebaseerd en dat zij onvoldoende werd gecompenseerd voor haar zorgbehoefte.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat verweerder voldoende inzichtelijk had gemaakt dat de nieuwe normtijden, die per 1 januari 2017 waren vastgesteld, op objectieve criteria berustten. Dit was onderbouwd door een rapportage van KPMG, die de normtijden had vastgesteld op basis van deskundig onderzoek. De rechtbank oordeelde dat de door verweerder vastgestelde normtijden niet willekeurig waren en dat eiseres met de maximaal toegekende 180 minuten voor hulp in het huishouden voldoende werd gecompenseerd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.