Op 8 maart 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door verzoekster, geboren in 1988. Verzoekster diende op 29 januari 2018 een verzoekschrift in, dat op 22 februari 2018 werd behandeld. Tijdens de zitting werd duidelijk dat verzoekster kampt met psychische problemen, maar dat zij nog niet de benodigde hulp ontvangt. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat deze problemen beheersbaar zijn, wat essentieel is voor toelating tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank benadrukte dat verzoekster moet aantonen dat zij in staat is om de verplichtingen van de regeling na te komen, wat in dit geval niet kon worden vastgesteld.
Daarnaast bleek uit de overgelegde stukken dat verzoekster aanzienlijke schulden had, waaronder terug te betalen kinderopvangtoeslag en andere financiële verplichtingen die zij was aangegaan terwijl zij al in financiële problemen verkeerde. De rechtbank concludeerde dat verzoekster niet te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van haar schulden, wat ook een vereiste is voor toelating tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank wees het verzoek af, maar gaf aan dat verzoekster in de toekomst opnieuw een verzoek kan indienen als haar situatie verbetert en zij kan aantonen dat zij de benodigde hulp heeft ontvangen.