ECLI:NL:RBDHA:2018:2992

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2018
Publicatiedatum
14 maart 2018
Zaaknummer
C/09/547339 / FT RK 18/210
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende goede trouw met betrekking tot belastingschulden

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 8 maart 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend door de verzoeker op 1 februari 2018. Het verzoek is behandeld op 22 februari 2018, waarbij de verzoeker is gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden, met name de belastingschulden aan de belastingdienst.

De rechtbank heeft in haar beoordeling rekening gehouden met de omstandigheden rondom de schulden van de verzoeker, waaronder de aard en omvang van de vorderingen en het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan. De verzoeker had een schuld aan de belastingdienst van € 81.067,41, waarvan een aanzienlijk deel bestond uit naheffingsaanslagen omzetbelasting. Deze aanslagen waren opgelegd na de opheffing van de eenmanszaak van de verzoeker, en de verzoeker kon geen duidelijke verklaring geven voor het ontstaan van deze schulden.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verzoeker niet voldoende duidelijkheid heeft gegeven over de naheffingsaanslagen en de redenen waarom deze zijn opgelegd. De omstandigheid dat de belastingschuld een groot deel van de totale schuldenlast uitmaakt, maakte een duidelijke toelichting nog noodzakelijker. Aangezien de verzoeker niet in staat was om aan te tonen dat hij te goeder trouw was, heeft de rechtbank het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team insolventies – enkelvoudige kamer
rekestnummer: C/09/547339 / FT RK 18/210
nummer verklaring: CDS1800842333
uitspraakdatum: 8 maart 2018
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode en woonplaats]g,
verzoeker,
heeft op 1 februari 2018 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Het verzoekschrift is op 22 februari 2018 behandeld. Verzoeker is gehoord.
Ingevolge artikel 288 lid 1 sub b van de Faillissementswet wordt het verzoek slechts toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de verzoeker ten aanzien van het ontstaan en/of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. Deze goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan de verzoeker dient te voldoen.
Bij de beoordeling daarvan kan de rechtbank rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin de verzoeker een verwijt gemaakt kan worden dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van de verzoeker wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers te frustreren en dergelijke.
Door of namens verzoeker is een schuldenoverzicht overgelegd. Een van de schulden betreft een schuld aan de belastingdienst ten bedrage van € 81.067,41 in totaal. Volgens belastingoverzichten d.d. 18 april 2017 en 16 februari 2018 staan per laatstgemelde datum 26 naheffingsaanslagen omzetbelasting open. Deze aanslagen die in totaal € 51.168,- bedragen (inclusief rente), hebben volgens die overzichten betrekking op de periode februari 2011 tot en met februari 2015. Volgens een eveneens overgelegd uittreksel uit het handelsregister is de onderneming van de eenmanszaak van verzoeker per 16 oktober 2012 opgeheven. Verzoeker heeft geen duidelijke verklaring kunnen geven waarom hem na opheffing van de eenmanszaak naheffingsaanslagen omzetbelasting zijn opgelegd. Ter terechtzitting heeft verzoeker aangegeven dat tegen de aanslagen bezwaar is gemaakt en dit bezwaar met betrekking tot een aantal aanslagen is gehonoreerd en voor andere aanslagen niet. Tegen de aanslagen waarvan het bezwaar niet is gehonoreerd, is volgens verzoeker niet in beroep gegaan omdat de daarvoor geldende termijn zou zijn verstreken. Verzoeker weet niet waarom het bezwaar tegen de aanslagen niet is gehonoreerd en waarom niet in beroep is gegaan.
Een naheffingsaanslag omzetbelasting wordt opgelegd indien te laat of geen btw-aangifte wordt gedaan. Dit gebeurt op basis van een door de belastingdienst gemaakte schatting van het btw-bedrag dat moet worden betaald.
Verzoeker heeft onvoldoende duidelijkheid gegeven omtrent de – na bezwaar klaarblijkelijk in stand gebleven – naheffingsaanslagen omzetbelasting én derhalve ook omtrent de reden waarom deze aanslagen zijn opgelegd nadat de onderneming van de eenmanszaak van verzoeker zou zijn opgeheven. De omstandigheid dat de totale belastingschuld circa 73% van de totale schuldenlast uitmaakt en de aanslagen omzetbelasting circa 46%, maakt een duidelijke toelichting op dit punt nog meer noodzakelijk. Een dergelijke toelichting ontbreekt. Dit leidt er toe dat de rechtbank van oordeel is dat door verzoeker onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat hij te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan van de hier bedoelde belastingschulden.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling dient dus te worden afgewezen.

BESLISSING

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling van:
[verzoeker]
geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats], Nederland,
wonende te [adres]
[postcode en woonplaats].
Gewezen door mr. R. Cats lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 maart 2018 in tegenwoordigheid van A.S. Snel, griffier.