In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen B.V. X en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over een opgelegde bestuurlijke boete van € 22.500,- wegens overtredingen van de Arbeidsomstandighedenwet. De boete was opgelegd na een incident waarbij een werknemer van eiseres, B.V. X, op 24 september 2014 een gat boorde in een asbesthoudend gevelpaneel zonder de juiste voorzorgsmaatregelen te nemen. De Minister had het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard en de boete gematigd tot € 13.500,-. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat zij niet verwijtbaar had gehandeld en dat de boete verder gematigd had moeten worden. De rechtbank oordeelde dat de overtredingen ernstig waren, gezien de risico's van asbestblootstelling, en dat eiseres onvoldoende inspanningen had geleverd om de overtredingen te voorkomen. De rechtbank concludeerde dat de opgelegde boete passend en geboden was, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van werkgevers om adequaat toezicht te houden en de aanwezigheid van asbest te inventariseren voordat werkzaamheden worden uitgevoerd.