ECLI:NL:RBDHA:2018:2608
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Sleeswijk Visser-de Boer
- Rechtspraak.nl
Beroep op bijstandsverlening door gemeenschapsonderdaan met twijfel over rechtmatig verblijf
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 26 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Poolse gemeenschapsonderdaan, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres heeft gesteld dat zij rechtmatig verblijf heeft in Nederland, maar de staatssecretaris heeft betoogd dat er twijfels bestaan over de rechtmatigheid van haar verblijf, vooral omdat zij een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet. De staatssecretaris heeft in een besluit van 22 september 2016 vastgesteld dat eiseres nooit rechtmatig verblijf heeft gehad, maar heeft later erkend dat er een periode van rechtmatig verblijf was van 12 augustus 2013 tot 31 juli 2014. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 8 februari 2018 is eiseres niet verschenen, maar haar gemachtigde was aanwezig. De rechtbank heeft overwogen dat het verblijfsrecht van eiseres op grond van het Unierecht van rechtswege ontstaat en eindigt zodra niet meer aan de voorwaarden wordt voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres na 31 juli 2014 niet meer voldeed aan de voorwaarden voor rechtmatig verblijf, omdat haar werkzaamheden niet als reële en daadwerkelijke arbeid konden worden aangemerkt. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij over voldoende middelen van bestaan beschikt, wat noodzakelijk is voor het behoud van haar verblijfsrecht.
De rechtbank heeft ook het beroep van eiseres op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) beoordeeld, maar oordeelde dat de inmenging in haar verblijfsrecht gerechtvaardigd was in het belang van het economisch welzijn van Nederland. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.