In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag geoordeeld over de rechtsgeldigheid van de verlenging van de beslistermijn van een asielaanvraag van eiseres, een vermeend Gülen-aanhanger uit Turkije. Eiseres had op 5 september 2017 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had de beslistermijn verlengd op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat er sprake zou zijn van complexe feitelijke of juridische kwesties. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder niet voldoende had gemotiveerd waarom de beslistermijn was verlengd en dat de algemene situatie in Turkije niet volstond als onderbouwing voor de individuele situatie van eiseres. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen rechtsgeldige verlenging van de beslistermijn was en heeft het beroep gegrond verklaard. Verweerder is veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 1.260 en in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 501.