ECLI:NL:RBDHA:2018:2562

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2018
Publicatiedatum
6 maart 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 7504
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting in Den Haag en de kenbaarheid van het parkeerregime

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2018 uitspraak gedaan over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiser was opgelegd. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 27 juli 2017, toen eiser zijn auto parkeerde op de Surinamestraat in Den Haag zonder een geldig parkeerkaartje of vergunning. De rechtbank overweegt dat het parkeerregime ter plaatse voldoende kenbaar was, en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich heeft ingespannen om parkeerbelasting te voldoen. Eiser had de veronderstelling dat hij een bezoekerspas kon ophalen bij de woning van zijn dochter, maar deze was niet meer beschikbaar. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, aangezien eiser niet heeft betwist dat hij zonder vergunning heeft geparkeerd. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien om de naheffingsaanslag te verminderen op basis van de hardheidsclausule. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 17/7504

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

28 februari 2018 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 26 september 2017 op het bezwaar van eiser tegen de opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 februari 2018.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. van der Perk-Wensveen. Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 24 januari 2018 naar het adres [adres] te [woonplaats] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiser is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. De enveloppe waarin die brief is verzonden, is ongeopend ter griffie terugontvangen. Uit de sticker op die enveloppe, die door de griffier in het dossier is gevoegd, leidt de rechtbank af dat de postbezorger van PostNL geen gehoor heeft gekregen op genoemd adres, dat hij de uitnodiging heeft afgeleverd op een afhaallocatie waar de uitnodiging door eiser kon worden afgehaald en dat PostNL de enveloppe op 13 februari 2018 heeft geretourneerd aan de afzender, te weten de griffier, die de retourzending op 14 februari 2018 heeft ontvangen. Blijkens de elektronisch geraadpleegde gegevens in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat eiser sinds 30 augustus 1985 ingeschreven op genoemd adres. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze tijdig op het juiste adres is aangeboden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De Surinamestraat te Den Haag is door burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag aangewezen voor betaald parkeren van - voor zover hier van belang - maandag tot en met zaterdag van 09.00 uur tot 24.00 uur.
2. Op donderdag 27 juli 2017 omstreeks 12.47 uur is geconstateerd dat op de Surinamestraat te Den Haag, ter hoogte van perceel nr. 3 , de auto van eiser met kenteken [kenteken] (de auto) stond geparkeerd zonder geldig parkeerkaartje of geldige vergunning. Naar aanleiding hiervan is de naheffingsaanslag opgelegd ten bedrage van € 62,70 (€ 1,70 parkeerbelasting en € 61 kosten).
3. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht aan eiser is opgelegd.
4. Eiser heeft aangevoerd dat op de Surinamestraat niet is aangegeven welk parkeerregime geldt en dat hij ook geen parkeerautomaat heeft aangetroffen.
5. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Eiser heeft niet betwist dat zonder vergunning of betaling is geparkeerd en in de door eiser geschetste omstandigheden ziet verweerder geen aanleiding om met toepassing van de hardheidsclausule de naheffingsaanslag te verminderen.
6. Vast staat, naar ook uit Google Street View blijkt, dat direct bij het vanaf de Javastraat inrijden van de Surinamestraat aan de rechterzijde in de directe nabijheid van de locatie waar eiser zijn auto heeft geparkeerd een bord met het parkeerregime en een parkeerautomaat zijn geplaatst. Ook elders in de straat, waaronder direct aan de rechterzijde bij het inrijden vanaf de Burgemeester Patijnlaan, staan parkeerborden en parkeerautomaten. Eisers opvatting dat niet kenbaar is welk parkeerregime ter plaatse geldt, volgt de rechtbank dan ook niet. Nu voorts niet in geschil is dat zonder vergunning en zonder parkeerkaartje is geparkeerd, is de naheffingsaanslag terecht aan eiser opgelegd.
7. In hetgeen eiser overigens heeft aangevoerd is geen grond gelegen voor een ander oordeel.
Uit de stukken maakt de rechtbank op dat eiser op 27 juli 2017 direct na het parkeren rechtsreeks naar de woning van zijn dochter op de [hofje] is gegaan in de veronderstelling dat hij aldaar een bezoekerspas zou kunnen ophalen. Eiser trof die echter niet aan, waarna uit contact met de Afdeling Parkeren bleek dat die vergunning niet meer bestond. Omdat op dat moment de echtgenote van eiser reeds de op te halen spullen van de dochter had verzameld, is eiser onmiddellijk naar [woonplaats] teruggereden. Gelet hierop is in weerwil van het gestelde in het beroepschrift niet aannemelijk geworden dat eiser zich erom heeft bekommert parkeerbelasting te voldoen en daartoe naar de locatie van een parkeerautomaat heeft uitgekeken.
8. Verweerder heeft geen aanleiding gezien de naheffingsaanslag op grond van de hardheidsclausule te verminderen. Toepassing van de hardheidsclausule is een discretionaire bevoegdheid die, gezien het gesloten stelsel van bezwaar en beroep zoals dat geldt in het belastingrecht, niet door de rechtbank kan worden getoetst.
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C.H.M. Lips, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.A.H. Strik, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2018.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.