ECLI:NL:RBDHA:2018:2424

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2018
Publicatiedatum
2 maart 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 6731
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Forensenbelasting en beschikbaarheid van recreatiewoning in relatie tot hoofdverblijf

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 19 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de forensenbelasting die aan eiser is opgelegd voor het jaar 2017. Eiser, eigenaar van een recreatiewoning in een gemeente waar hij niet woont, betwist de aanslag op de grond dat de woning hem in dat jaar niet gedurende 90 dagen ter beschikking stond. Hij stelt dat hij door verzakking van de weg tot september 2017 niet met zijn auto bij de woning kon komen en dat de woning de rest van het jaar was verhuurd.

De rechtbank overweegt dat volgens artikel 223, eerste lid, van de Gemeentewet forensenbelasting kan worden geheven van natuurlijke personen die niet binnen de gemeente hun hoofdverblijf hebben, maar op meer dan negentig dagen van het kalenderjaar een binnen de gemeente gelegen gemeubileerde woning beschikbaar houden. De rechtbank oordeelt dat een woning beschikbaar is als daarin op gebruikelijke wijze kan worden gewoond, zonder dat ingrijpende aanpassingen nodig zijn. De omstandigheid dat eiser tot september niet met zijn auto dichtbij de woning kon komen, is onvoldoende om te concluderen dat de woning niet beschikbaar was.

De rechtbank concludeert dat de woning aan eiser gedurende ongeveer acht maanden in 2017 gemeubileerd ter beschikking stond, en dat de aanslag forensenbelasting terecht is opgelegd. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 17/6731
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 januari 2018 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser

en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 8 september 2017 op het bezwaar van eiser tegen de aanslag forensenbelasting voor het jaar 2017.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 januari 2018.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon A].

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser woont in [woonplaats] en is eigenaar van een recreatiewoning op het adres [adres] te [plaats] (de woning). Ter zake van de woning heeft verweerder hem voor het jaar 2017 aangeslagen in de forensenbelasting. In geschil is of dat terecht is.
2. Eiser stelt dat hij voor het jaar 2017 niet belastingplichtig is voor de forensenbelasting omdat hij door verzakking van [weg] vanaf oktober 2016 niet met de auto het schiereiland van [nummer] op kon. Het probleem is op 1 september 2017 opgelost, maar vanaf 4 september 2017 tot begin 2018 was de woning verhuurd.
3. Verweerder stelt dat de aanslag terecht is opgelegd omdat de woning, ondanks de door eiser gesignaleerde problemen, te voet, per fiets of vanaf het water bereikbaar was en aan eiser gedurende meer dan 90 dagen per jaar ter beschikking stond. Verweerder wijst daarvoor ook op enkele recreatiewoningen in [plaats] die alleen bereikbaar zijn na een wandeling van 20 minuten over een onverhard pad en die kennelijk toch gebruikt worden.
4. Op grond van artikel 223, eerste lid, van de Gemeentewet kan forensenbelasting worden geheven van natuurlijke personen die niet binnen de gemeente hun hoofdverblijf hebben maar op meer dan negentig dagen van het kalenderjaar voor zich of hun gezin een binnen de gemeente gelegen gemeubileerde woning beschikbaar houden. Daarvan is sprake als in de woning op naar algemene maatschappelijke opvattingen gebruikelijk wijze kan worden gewoond, zonder dat daarvoor eerst ingrijpende aanpassingen aan de woning of aan de inrichting van de woning nodig zijn.
5. Vast staat dat eiser niet binnen de gemeente [plaats] zijn hoofdverblijf heeft. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser geen feiten en omstandigheden gesteld en aannemelijk gemaakt op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat in de woning niet kon worden gewoond. Uit de stukken komt naar voren dat de woning in 2017 gedurende ongeveer vier maanden was verhuurd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de woning hem gedurende de overige maanden van 2017 niet ter beschikking stond. De omstandigheid dat eiser gedurende die maanden niet met zijn auto dichtbij de woning kon komen is daartoe onvoldoende. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat, naar verweerder onweersproken heeft gesteld, de woning over korte afstand te voet of per fiets wel bereikbaar was.
6. Het vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat gedurende het jaar 2017 de woning aan eiser gedurende ongeveer acht maanden, en dus meer dan negentig dagen, gemeubileerd ter beschikking stond. De aanslag forensenbelasting is dus terecht opgelegd en het beroep is daarom ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C.H.M. Lips, rechter, in aanwezigheid van H. van Lingen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2018.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.