Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[eiser sub 1] ,
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 29 december 2017, met producties 1 t/m 9,
- de mondelinge behandeling van 19 januari 2018,
- de pleitnota van [eiser sub 1] c.s.,
- de pleitnota van [gedaagde sub 1] c.s.
2.De feiten
[volgt hyperlink naar de advertentie op Funda, voorzieningenrechter]
- een kopie koop aanneem overeenkomst met koopprijs zoals hier boven vermeld
- meerwerk specificatie zoals hier boven vermeld
- offertes meerwerk indien aanwezig
- overzicht spaartegoeden van € 111.109
3.Het geschil
4.De beoordeling
hijbezig is met het bijgaande pand en dat
hijop zoek is naar een partij voor een financiering. [eiser sub 1] heeft verder geen concrete feiten en omstandigheden aangedragen waaruit blijkt dat (en zo ja, hoe en wanneer) al vóór oktober 2017 voldoende duidelijk aan [gedaagde sub 1] c.s. was gemaakt dat uiteindelijk niet [eiser sub 1] zelf, maar een besloten vennootschap eigenaar van het te kopen bedrijfsgebouw zou worden en dat die besloten vennootschap ook (mede)partij bij de geldlening zou worden. Derhalve moet voorshands worden uitgegaan van de juistheid van de stelling van [gedaagde sub 1] c.s. dat zij in september 2017 meenden - en mochten menen - dat [eiser sub 1] het bedrijfsgebouw in privé zou aankopen en dat [eiser sub 1] in privé een geldleningsovereenkomst met hen wilde aangaan. Dat betekent dat [eiser sub 1] in september 2017 nog niet in het gerechtvaardigd vertrouwen heeft mogen verkeren dat er al definitief overeenstemming was over de door hem voorgestane financieringsconstructie, ook al waren partijen over veel onderdelen (rente, duur, aflossing) akkoord. Immers, partijen hadden op dat moment nog geen overeenstemming over het feit dat naast [eiser sub 1] ook Sharedbricks partij bij de geldleningsovereenkomst zou worden, terwijl de identiteit van de bij de overeenkomst betrokken partijen in beginsel een essentieel onderdeel van de overeenkomst is, waarover partijen overeenstemming moeten bereiken. [eiser sub 1] heeft in dit geval niet van iets anders mogen uitgaan, aangezien is gesteld noch gebleken dat [gedaagde sub 1] c.s. op voorhand signalen aan [eiser sub 1] hebben gegeven dat zij er geen bezwaar tegen zouden hebben indien Sharedbricks (of een andere besloten vennootschap) als hoofdelijk geldlener en toekomstig eigenaar van het bedrijfsgebouw in de financiering zou worden betrokken. Dit was dus een punt waarover [eiser sub 1] eerst een akkoord met [gedaagde sub 1] c.s. diende te bereiken. Dit klemt te meer, nu het hier ging om een hypothecaire geldlening van een behoorlijke duur en omvang door twee (niet in beroep of bedrijf handelende) particulieren, te verstrekken aan een ander die zij vanuit de privésfeer kenden. [gedaagde sub 1] c.s. hebben in dat verband - geenszins onbegrijpelijk - aangevoerd dat er van hun kant goede redenen te bedenken zijn om bezwaar te hebben tegen (de toevoeging van) een besloten vennootschap als wederpartij, reeds omdat de zeggenschap daarvan in andere handen kan overgaan en [gedaagde sub 1] c.s. aldus gedurende de financieringsperiode feitelijk met een andere partij kunnen worden geconfronteerd.