ECLI:NL:RBDHA:2018:2371

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2018
Publicatiedatum
1 maart 2018
Zaaknummer
C/09/545149 / KG ZA 17-1622
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming hypothecaire geldleningsovereenkomst in kort geding

In deze zaak vorderen eisers, bestaande uit [eiser sub 1] en de besloten vennootschap SHAREDBRICKS B.V., dat de gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], worden veroordeeld om een hypothecaire geldlening van € 240.000,- na te komen. De eisers stellen dat er op 25 september 2017 een overeenkomst tot stand is gekomen, waarbij de gedaagden hebben toegezegd hen dit bedrag te lenen tegen een rente van 3,5%. De gedaagden betwisten echter dat er overeenstemming is bereikt over de betrokkenheid van de vennootschap SHAREDBRICKS als mede-geldlener en eigenaar van het te kopen bedrijfsgebouw. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen perfecte overeenkomst tot stand is gekomen, omdat de gedaagden niet akkoord zijn gegaan met de betrokkenheid van de vennootschap. De vorderingen van eisers worden afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/545149 / KG ZA 17-1622
Vonnis in kort geding van 2 februari 2018
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SHAREDBRICKS B.V.,
gevestigd te Den Haag,
eisers,
advocaat mr. A.P. van Dijk te Den Haag,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. H.S. Franken te Zoetermeer.
Eisers zullen afzonderlijk [eiser sub 1] en Sharedbricks en gezamenlijk [eiser sub 1] c.s. worden genoemd. Gedaagden zullen hierna afzonderlijk [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] en gezamenlijk [gedaagde sub 1] c.s. worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 december 2017, met producties 1 t/m 9,
  • de mondelinge behandeling van 19 januari 2018,
  • de pleitnota van [eiser sub 1] c.s.,
  • de pleitnota van [gedaagde sub 1] c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 1] exploiteert via de vennootschap H&H Financiële Planning Leidschendam B.V. (hierna te noemen: Foreburgh) onder de handelsnaam ‘Foreburgh’ een adviesbureau voor financiële planning en hypotheken. [eiser sub 1] is tevens enig bestuurder en aandeelhouder van Sharedbricks, welke vennootschap hij medio 2015 heeft opgericht. Sharedbricks ontplooit geen activiteiten.
2.2.
[gedaagde sub 1] c.s. zijn gepensioneerd. [gedaagde sub 1] c.s. beschikken over enig vrij vermogen. [eiser sub 1] en [gedaagde sub 1] kennen elkaar al geruime tijd van het bridgen.
2.3.
[eiser sub 1] heeft in 2016 het plan opgevat om een stuk grond aan de […] te Den Haag te kopen en daarop een bedrijfsgebouw met tien bedrijfsunits te ontwikkelen. In het gebouw zou ook zijn eigen adviesbureau Foreburgh zich gaan vestigen. De bouw van het bedrijfsgebouw zou geschieden door aannemingsbedrijf [Aannemingsbedrijf] B.V. (hierna: [Aannemingsbedrijf] ). Op 22 december 2016 is Foreburgh een koop-/aannemingsovereenkomst met [Aannemingsbedrijf] aangegaan.
2.4.
[eiser sub 1] heeft [gedaagde sub 1] c.s. benaderd om een geldlening te verstrekken voor de aankoop. Bij e-mail van 27 november 2016 heeft [eiser sub 1] aan [gedaagde sub 1] c.s. bericht:
‘Hoi [gedaagde sub 1] , Ik ben bezig met bijgaand pand
[volgt hyperlink naar de advertentie op Funda, voorzieningenrechter]
Nieuwbouw en alle investeringen daarbinnen e.d. ga ik zelf doen. Ik zoek naar een partij voor een financiering. (..) Iets voor jou? Welke rente? Aflossing in 10 a 15 a 20 jaar?’
2.5.
[gedaagde sub 1] c.s. hebben vervolgens aan [eiser sub 1] te kennen gegeven geïnteresseerd te zijn in het verstrekken van een financiering. In januari 2016 heeft [eiser sub 1] aan [gedaagde sub 1] c.s. medegedeeld dat hij, anders dan waar hij eerder van uit ging, geen btw kan terugvragen.
[gedaagde sub 1] c.s. hebben naar aanleiding daarvan bij e-mail van 24 januari 2017 bericht dat zij het niet prettig vinden dat er BTW bijkomt, maar dat zij niet eruit stappen, omdat zij hebben toegezegd 80% van de casco te financieren. [eiser sub 1] heeft hierop bij e-mail van diezelfde dag onder meer het volgende geantwoord:
‘Duidelijk verhaal. (…) Dus je geeft aan dat je nu 80% wil financieren van de stichtingskosten zijnde € 300.000. Dus je wilt € 240.000 financieren. (…) Dus eerst € 30.000 dien ik zelf te regelen en vervolgens € 240.000 door jou en daarna € 30.000 door mij. De verbouwing dien ik daarna dus ook zelf te financieren. (…) De rest van de voorwaarden blijven dus in tact.’
2.6.
In mei en juni 2017 heeft [eiser sub 1] aan [gedaagde sub 1] c.s. bericht dat de bouw, die oorspronkelijk voor maart/april 2017 stond gepland, vanwege drukte bij [Aannemingsbedrijf] is uitgesteld naar oktober 2017. [gedaagde sub 1] c.s. hebben daarop bij e-mail van 24 augustus 2017 onder meer het volgende aan [eiser sub 1] bericht:
‘Onze afspraken waren:
De start van de bouw was gepland per maart 2017.
(…)
De lening groot 240.000,- euro, rente 3,25% met een looptijd van 10 jaar vast.
(…)
De aflossing bedraagt 10.000,00 per jaar, voor het eerst in 2020. Betalingen in bedragen van 5.000,00 euro. Er mag vervroegd worden afgelost.
(…)
Daar de bouw is uitgesteld dienen bovenstaande afspraken te worden gewijzigd als volgt:
Onderstaand 3 mogelijkheden/opties:
(…)
(2)
De lening gaat in per aanvang van de bouw uiterlijk per november 2017, rente 3,5% 10 jaar vast (…)’
2.7.
Partijen hebben vervolgens gecorrespondeerd over de door [gedaagde sub 1] c.s. voorgestelde wijzigingen. Bij e-mail van 26 september 2017 hebben [gedaagde sub 1] c.s., naar aanleiding van een voorafgaande bespreking de dag ervoor, onder meer het volgende aan [eiser sub 1] bericht:
‘Inzake de aankoop van de bedrijfsunit gelegen [adres] te ‘’s-Gravenhage hebben wij onderstaande gegevens besproken.
(…)
Te verstrekken Hypothecaire Geldlening groot € 240.000 (eerste hypotheek). De rente is 3,5% 10 jaar vast, rentevast periode loopt tot 30-10-2017. Rente betaling per maand voor het eerst op 30-11-2017. De aflossing bedraagt € 10.000,00 per jaar en wordt per half jaar voldaan. Voor het eerst op 30-6-2020. Er mag extra boetevrij worden afgelost.
Voorbehoud:
Kun je ons onderstaande stukken toesturen:
  • een kopie koop aanneem overeenkomst met koopprijs zoals hier boven vermeld
  • meerwerk specificatie zoals hier boven vermeld
  • offertes meerwerk indien aanwezig
  • overzicht spaartegoeden van € 111.109
Tevens hebben wij onze zorg uitgesproken over de betaling van de bouwtermijnen, de kostenbeheersing en betaling van het meerwerk.’
2.8.
Partijen hebben vervolgens over de door [gedaagde sub 1] c.s. verzochte aanvullende informatie gecorrespondeerd. [eiser sub 1] heeft in dit verband op 2 oktober 2017 onder meer aan [gedaagde sub 1] c.s. medegedeeld dat hij binnen een week een overzicht van zijn spaargelden voor het pand zal aanleveren. Op 10 oktober 2017 heeft [eiser sub 1] bericht dat het overzicht van de spaargelden die week komt. In reactie daarop hebben [gedaagde sub 1] c.s. bij e-mail van 11 oktober 2017 onder meer het volgende geschreven:
‘Toen ik jouw mail las kreeg ik een vreemd gevoel over me. Het is toch niet zo moeilijk om in een dag al je spaargelden bij elkaar te tellen en met een kopie bank afschriften Naar ons toe te sturen. Nu heb ik het (gevoel) idee dat je iedereen in het werk moet stellen om jouw zogenaamde spaargeld te laten zien
Het verhoogt hierdoor zeker niet het vertrouwen’
[eiser sub 1] heeft hierop bij e-mail van diezelfde dag onder meer het volgende geantwoord:
‘Ik heb netjes aangegeven dat ik het overzicht regel. Dus dat kom ik ook netjes na. Ik heb ook nog een extra rekening geopend via KNAB omdat het via die rekening gaat lopen. Het bedrijfspand wordt verhuurd aan Foreburgh en bij de fiscaal expert kwam naar voren dat het handig is dit soort zaken goed te regelen i.v.m. aftrek van de huur. Dus dit heb ik ook geregeld. (…)’
2.9.
[eiser sub 1] heeft medio oktober 2017 van notaris mr. [de notaris] (hierna: de notaris) een concept-leveringsakte voor de koop en levering van de bouwgrond aan de […] en een concept ‘geldlening met zekerheidstelling (hypotheek & pand)’ ontvangen (deze stukken hierna respectievelijk te noemen: ‘de leveringsakte’ en ‘de leningsovereenkomst’). In de leveringsakte staat dat Sharedbricks de grond als koper van [Aannemingsbedrijf] zal afnemen. In de leningsovereenkomst is opgenomen dat [gedaagde sub 1] c.s., als schuldeisers, een geldlening van € 240.000,- aan [eiser sub 1] en Sharedbricks, als (hoofdelijk mede-)schuldenaar, zullen verstrekken.
2.10.
Bij e-mail van 14 oktober 2017 hebben [gedaagde sub 1] c.s. onder meer het volgende aan [eiser sub 1] bericht:
‘In jouw laatste Mail stond dat jij het pand in privé ging nemen, en dat Foreburgh het gaat huren, met volgens zeggen nog een onder huurder’
[eiser sub 1] heeft daarop het volgende geantwoord:
‘Ik koop het pand inderdaad in prive en een BV, Dus beiden worden schuldenaar voor jou. Dus de zekerheid is goed geregeld voor jou. De BV is handig voor mij omdat ik dan de huur kan verrekenen met Foreburgh. Anders mag ik geen huur aftrekken.’
2.11.
Bij e-mail van 16 oktober 2017 heeft [eiser sub 1] aan [gedaagde sub 1] c.s. een overzicht van zijn privégelden verstrekt. Daarnaast heeft [eiser sub 1] medegedeeld dat de gelden via Sharedbricks lopen en dat Sharedbricks het bedrijf is dat, zoals bekend, het bedrijfspand gaat verhuren. In reactie op deze e-mail heeft de dochter van [gedaagde sub 1] c.s. bij e-mail van 18 oktober 2017 aan [eiser sub 1] verzocht om een uittreksel van het handelsregister met betrekking tot Sharedbricks te verstrekken. Tevens heeft de dochter van [gedaagde sub 1] c.s. aan [eiser sub 1] medegedeeld, dat het [eiser sub 1] niet onbekend moet zijn dat er een geheel andere situatie voor de geldverstrekker ontstaat indien sprake is van verhuur van onroerend goed.
2.12.
Bij e-mail van 23 oktober 2017 hebben [gedaagde sub 1] c.s. onder meer het volgende aan [eiser sub 1] bericht:
‘De enige informatie welke wij hebben ontvangen is een bank afschrift met diverse bedragen Van [eiser sub 1] en ook van een Sharedbricks B.V.
Er werd ons toen ook gezegd dat het wordt aangekocht in privé en ook door Sharedbricks B.V., waarna het wordt verhuurd aan Foreburgh financiële planning & hypotheken.
Deze aankoop in privé gezamenlijk met een B.V. is voor ons helemaal nieuw, waarbij het kantoorpand ook nog eens onderverhuurd gaat worden (als ik het allemaal goed begrepen heb).
(…)
Hierdoor wordt de financiering gewijzigd:
(…)
Optie 1
Het nieuw aan te kopen bedrijfspand wordt aangekocht door de B.V. Foreburgh. De 10 jaar vaste rente wordt gewijzigd naar 3,8% daar er geen volledige inzage is.
Optie 2
Het nieuw te bouwen bedrijfspand wordt aangekocht in privé + Holding, er is sprake van verhuur en onderverhuur waardoor de 10 jaar vaste rente wordt verhoogd naar 5,5%.
Optie 3
Maak geen gebruik van de financiering en zoek een andere geldverstrekker.’
[eiser sub 1] heeft hierop bij e-mail van 26 oktober 2017 onder meer het volgende geantwoord:
‘Ik heb alvast het overzicht erbij gedaan van Sharedbricks. Gewoon een BV die op mijn naam staat. Er waren nog geen activiteiten omdat deze BV voor het bedrijfspand is opgericht. Ik teken zowel zakelijk als privé mee. [A] tekent trouwens ook mee omdat ik zekerheid geef vanuit privé. Dus je hebt extra zekerheid.
Alles komt netjes overeen met onze afspraken. Ik heb ook alles uitgelegd inzake de BV die verhuurd aan Foreburgh. Anders kan ik geen huur aftrekken.’
2.13.
Op 6 november 2017 heeft [eiser sub 1] gesproken met [gedaagde sub 1] en diens dochter. In navolging op deze bespreking heeft [eiser sub 1] bij e-mail van 8 november 2017 aan [gedaagde sub 1] c.s. bericht dat hij de aankomende de leveringsakte moet passeren en een boete van € 30.000,- riskeert als dat niet kan plaatsvinden. Daarnaast herhaalt [eiser sub 1] dat hij niet inziet waarom het uitmaakt dat Sharedbricks koper is, ook omdat [eiser sub 1] in privé hoofdelijk medeschuldenaar is bij de geldlening. Ten slotte stelt [eiser sub 1] voor dat Foreburgh als werkmaatschappij het pand kan kopen.
2.14.
Bij e-mail van 12 november 2017 hebben [gedaagde sub 1] c.s. bericht:
‘Ik doe zaken altijd op basis van openheid, eerlijkheid en vertrouwen.
Door jouw uitspraak, dan maak ik er een rechtszaak van is mijn vertrouwen te zeer geschaad.
Dus daarom blijf ik bij mijn standpunt.’

3.Het geschil

3.1.
[eiser sub 1] c.s. vorderen dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde sub 1] c.s. veroordeelt om:
binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de gemaakte afspraken als omschreven onder randnummer 16 (a tot en met d) van de dagvaarding na te komen en daartoe het overeengekomen bedrag van € 240.000,- te storten op het daartoe aangewezen bankrekeningnummer van de notaris;
hun medewerking te verleen aan het passeren van de leveringsakte,
dit één en ander op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat [gedaagde sub 1] c.s. daarmee in gebreke blijven, en met veroordeling van [gedaagde sub 1] c.s. in de proceskosten.
3.2.
[eiser sub 1] c.s. leggen aan hun vordering het volgende ten grondslag. Tussen partijen is op 25 september 2017 een geldleningsovereenkomst tot stand gekomen. De overeenkomst houdt in dat [gedaagde sub 1] c.s. aan [eiser sub 1] c.q. aan Sharedbricks een hypothecaire geldlening van € 240.000,- verstrekken, tegen een vaste rente van 3,5%, te betalen vanaf november 2017 en andere voorwaarden zoals in de dagvaarding onder randnummer 16 omschreven. De hoofdsom zal direct bij het passeren van de geldleningsovereenkomst ter beschikking worden gesteld. [eiser sub 1] c.s. vorderen dat [gedaagde sub 1] c.s. deze overeenkomst nakomen.
3.3.
[gedaagde sub 1] c.s. voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In geschil is of tussen partijen een hypothecaire geldleningsovereenkomst tot stand is gekomen, op grond waarvan [gedaagde sub 1] c.s. gehouden zijn een geldlening van € 240.000,- te verstekken. [eiser sub 1] c.s. hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat er een spoedeisend belang bestaat om deze vraag in kort geding beantwoord te krijgen, aangezien [eiser sub 1] c.s. op korte termijn de leveringsakte en hypotheekakte voor de bouwgrond moeten passeren en hen een contractuele boete boven het hoofd hangt indien zij die verplichting niet kunnen nakomen.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een vordering tot nakoming van een overeenkomst in kort geding slechts kan worden toegewezen indien boven redelijke twijfel is verheven dat tussen partijen een perfecte overeenkomst tot stand is gekomen en voorshands aangenomen moet worden dat ook de bodemrechter zal beslissen dat partijen over en weer hun daaruit voortvloeiende verplichtingen dienen na te komen.
4.3.
Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan (artikel 6:217 van het Burgerlijk Wetboek, BW). Voor het tot stand komen van een bindende overeenkomst is in elk geval vereist dat partijen over alle essentiële onderdelen van de overeenkomst - door middel van aanbod en aanvaarding - overeenstemming hebben bereikt. Of partijen overeenstemming hebben bereikt over alle voor hen als essentieel aan te merken onderdelen van de overeenkomst, hangt af van de bedoeling van partijen, waarbij het erop aankomt wat partijen over en weer precies hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen redelijkerwijs hebben afgeleid en mogen afleiden.
4.4.
[eiser sub 1] c.s. vorderen in dit geding dat [gedaagde sub 1] c.s. hun medewerking verlenen aan het passeren van de door hem als productie overgelegde (concept)leveringsakte en de geldleningsovereenkomst. Volgens die stukken zullen [eiser sub 1] en Sharedbricks als hoofdelijk schuldenaar een hypothecaire geldlening met [gedaagde sub 1] c.s. aangaan ten behoeve van de aankoop van een perceel bouwgrond. Daarbij is Sharedbricks volgens de leveringsakte degene die de grond koopt en geleverd krijgt.
4.5.
[gedaagde sub 1] c.s. betwisten dat tussen partijen overeenstemming bestaat over een dergelijke financieringsconstructie. [gedaagde sub 1] c.s. voeren daartoe aan dat zij ervan uitgingen dat zij alleen met [eiser sub 1] in privé een geldlening zouden aangaan en dat [eiser sub 1] (in privé) de grond en het bedrijfsgebouw zou kopen. Pas recent is naar voren gekomen dat de bedoeling van [eiser sub 1] is dat naast hem ook een besloten vennootschap (Sharedbricks) (mede)geldlener zal worden en dat Sharedbricks eigenaar wordt van het bedrijfsgebouw, dat vervolgens aan Foreburgh zal worden verhuurd en onderverhuurd. [gedaagde sub 1] c.s. zijn hiermee niet akkoord. [gedaagde sub 1] c.s. kunnen niet worden gehouden aan een overeenkomst met een partij (Sharedbricks) met wie zij nooit hebben onderhandeld, aldus - steeds - [gedaagde sub 1] c.s.
4.6.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. [eiser sub 1] c.s. stellen dat in september 2017 overeenstemming tussen partijen is bereikt over de geldlening. Gesteld noch gebleken is echter dat op dat moment al aan de orde was gekomen dat niet [eiser sub 1] , maar Sharedbricks de koper zou worden en dat Sharedbricks naast [eiser sub 1] (hoofdelijk) geldlener zou worden. In de e-mail van 27 november 2016, met de link naar de Funda-verkoopadvertentie van het te ontwikkelen bedrijfsgebouw, heeft [eiser sub 1] tegen [gedaagde sub 1] c.s. gezegd dat
hijbezig is met het bijgaande pand en dat
hijop zoek is naar een partij voor een financiering. [eiser sub 1] heeft verder geen concrete feiten en omstandigheden aangedragen waaruit blijkt dat (en zo ja, hoe en wanneer) al vóór oktober 2017 voldoende duidelijk aan [gedaagde sub 1] c.s. was gemaakt dat uiteindelijk niet [eiser sub 1] zelf, maar een besloten vennootschap eigenaar van het te kopen bedrijfsgebouw zou worden en dat die besloten vennootschap ook (mede)partij bij de geldlening zou worden. Derhalve moet voorshands worden uitgegaan van de juistheid van de stelling van [gedaagde sub 1] c.s. dat zij in september 2017 meenden - en mochten menen - dat [eiser sub 1] het bedrijfsgebouw in privé zou aankopen en dat [eiser sub 1] in privé een geldleningsovereenkomst met hen wilde aangaan. Dat betekent dat [eiser sub 1] in september 2017 nog niet in het gerechtvaardigd vertrouwen heeft mogen verkeren dat er al definitief overeenstemming was over de door hem voorgestane financieringsconstructie, ook al waren partijen over veel onderdelen (rente, duur, aflossing) akkoord. Immers, partijen hadden op dat moment nog geen overeenstemming over het feit dat naast [eiser sub 1] ook Sharedbricks partij bij de geldleningsovereenkomst zou worden, terwijl de identiteit van de bij de overeenkomst betrokken partijen in beginsel een essentieel onderdeel van de overeenkomst is, waarover partijen overeenstemming moeten bereiken. [eiser sub 1] heeft in dit geval niet van iets anders mogen uitgaan, aangezien is gesteld noch gebleken dat [gedaagde sub 1] c.s. op voorhand signalen aan [eiser sub 1] hebben gegeven dat zij er geen bezwaar tegen zouden hebben indien Sharedbricks (of een andere besloten vennootschap) als hoofdelijk geldlener en toekomstig eigenaar van het bedrijfsgebouw in de financiering zou worden betrokken. Dit was dus een punt waarover [eiser sub 1] eerst een akkoord met [gedaagde sub 1] c.s. diende te bereiken. Dit klemt te meer, nu het hier ging om een hypothecaire geldlening van een behoorlijke duur en omvang door twee (niet in beroep of bedrijf handelende) particulieren, te verstrekken aan een ander die zij vanuit de privésfeer kenden. [gedaagde sub 1] c.s. hebben in dat verband - geenszins onbegrijpelijk - aangevoerd dat er van hun kant goede redenen te bedenken zijn om bezwaar te hebben tegen (de toevoeging van) een besloten vennootschap als wederpartij, reeds omdat de zeggenschap daarvan in andere handen kan overgaan en [gedaagde sub 1] c.s. aldus gedurende de financieringsperiode feitelijk met een andere partij kunnen worden geconfronteerd.
4.7.
Vast staat dat [gedaagde sub 1] c.s. in oktober 2017 wel bekend zijn geraakt met de door [eiser sub 1] voorgestane betrokkenheid van Sharedbricks. Eveneens staat als onweersproken vast dat [gedaagde sub 1] c.s. daar toen bezwaar tegen hebben geuit en niet met een overeenkomst met Sharedbricks hebben ingestemd. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter hebben partijen aldus op een essentieel onderdeel van de leningsovereenkomst geen overeenstemming bereikt. De slotsom luidt dan ook dat niet boven redelijke twijfel is verheven dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat tussen partijen een perfecte hypothecaire geldleningsovereenkomst tot stand is gekomen. Dat betekent dat [gedaagde sub 1] c.s. thans niet kunnen worden verplicht om hun medewerking te verlenen aan het passeren van de leveringsakte en de hypotheekakte, en er thans ook geen verplichting aan hun zijde bestaat om een bedrag van € 240.000,- op de bankrekening van de notaris te voldoen.
4.8.
De vorderingen worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij worden [eiser sub 1] c.s. veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 1] c.s. begroot op € 2.361,- (€ 1.545,- aan griffierecht en € 816,- aan salaris advocaat).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser sub 1] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 1] c.s. begroot op € 2.361,-;
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2018. [1]

Voetnoten

1.type: AV