ECLI:NL:RBDHA:2018:2327
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.J.L. van der Waals
- T. Sleeswijk Visser - de Boer
- J.M. Ghrib
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd en zwaar inreisverbod in verband met openbare orde na langdurig verblijf
Op 27 februari 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een vreemdeling die zijn verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd had verloren en een zwaar inreisverbod van tien jaar opgelegd kreeg. De vreemdeling, geboren in Nederland en van Marokkaanse nationaliteit, had een lange geschiedenis van strafbare feiten, waaronder ernstige misdrijven, wat leidde tot de intrekking van zijn verblijfsvergunning. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling geen rechtmatig verblijf kon hebben op basis van artikel 66a van de Vreemdelingenwet 2000, gezien zijn strafrechtelijke veroordelingen. De rechtbank overwoog dat de vreemdeling onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van beschermenswaardig gezinsleven en dat zijn belangen niet opwogen tegen de belangen van de Nederlandse samenleving. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling tegen het inreisverbod ongegrond en verklaarde het beroep tegen de intrekking van de verblijfsvergunning niet-ontvankelijk. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de Vreemdelingenwet in gevallen van ernstige misdrijven en de afweging van belangen in het kader van het EVRM.