ECLI:NL:RBDHA:2018:2326
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod van vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser, een vreemdeling met V-nummer [V-nummer], had beroep ingesteld tegen het besluit van 13 april 2017, waarin hem werd aangezegd Nederland onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod voor twee jaar werd opgelegd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, na een zitting op 21 februari 2018 waar eiser en de staatssecretaris zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris op basis van artikel 62 van de Vreemdelingenwet 2000 het recht had om het terugkeerbesluit op te leggen, omdat er een risico bestond dat eiser zich aan toezicht zou onttrekken. Eiser voerde aan dat er geen risico op onttrekking was, omdat hij een zakenman was die binnen een maand zou terugkeren naar Moldavië. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen en dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat er risico's waren, onder andere omdat eiser geen vaste woon- of verblijfplaats had en niet beschikte over voldoende middelen van bestaan.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris op basis van de wetgeving en de feiten in deze zaak terecht het terugkeerbesluit en het inreisverbod had opgelegd. De rechtbank wees erop dat eiser niet had aangetoond dat hij over voldoende middelen beschikte om zijn verblijf in Nederland te bekostigen en dat hij niet had voldaan aan de verplichtingen bij grensoverschrijding. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.