ECLI:NL:RBDHA:2018:2324
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van gefingeerd dienstverband
Op 27 februari 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, een Marokkaanse vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar echtgenoot, referent, te kunnen verblijven. De staatssecretaris had deze aanvraag afgewezen op basis van het vermoeden dat er sprake was van een gefingeerd dienstverband tussen referent en [B.V. X]. Eiseres was het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld.
In de procedure heeft de rechtbank vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende redenen had om aan te nemen dat het dienstverband van referent niet reëel was. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet verplicht was om aan te tonen dat er sprake was van een gefingeerd dienstverband, maar dat het vermoeden daarvan voldoende was om aanvullende informatie op te vragen. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd om de vermoedens van de staatssecretaris te weerleggen.
De rechtbank heeft ook de argumenten van eiseres over de hoorplicht en de zorgvuldigheid van de procedure beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet in strijd met de hoorplicht had gehandeld, omdat er geen aanleiding was om aan te nemen dat het bezwaar van eiseres gegrond zou zijn. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de mvv-aanvraag door de staatssecretaris standhield. De uitspraak werd gedaan door mr. A.E. Dutrieux, in aanwezigheid van griffier mr. I.M. Bijvank.