Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 13 september 2017 en de daarin genoemde stukken;
- de akte en de aanvullende akte van de Staat;
- de antwoordakte van de Rabobank.
2.De feiten
een lid, tevens voorzitter, door de minister;
een lid door de Minister van Financiën;
een lid door LTO Nederland, statutair gevestigd te s-Gravenhage.
- de financiering van de stichting of overname van een landbouwbedrijf;
- de financiering van investeringen gericht op de instandhouding of verbetering van een landbouwbedrijf.
§ 4. Gevolgen voor huidige borgstellingen” –voor zover hier van belang:
Vijf jaren van gemiddeld hogere kostprijs dan opbrengst op rij;
De ondernemers zijn de juiste weg ingeslagen (verkoopcontract afgesloten voor gehele teelt op een hoger niveau dan voor huidige seizoen, adviseur ingeschakeld, kostenreductie (arbeid) wordt in 2013 zichtbaar);
Zij realiseren zich terdege in welke situatie zij verkeren en vragen ons nog eenmaal hen te ondersteunen om te bewijzen dat zij de juiste weg ingeslagen zijn;
De ondernemers zijn zich er zeer van bewust dat, indien er geen zicht is in seizoen 2013 dat aan 50% van de aflossingsplicht voldaan kan worden, zij zelfstandig zullen overgaan tot bedrijfsbeëindiging;
Het bedrijf zal dan in het seizoen verkocht worden (1 juli is de datum waarop besloten wordt of aan de target voldaan kan gaan worden) met commitment van de ondernemers wat voor alle partijen van belang is;
Er is een redelijke verwachting dat ons obligo bij een eventuele beëindiging niet hoger zal zijn t.o.v. huidig obligo. (…)
Als we nu beëindigen betekent dit (nog) geen commitment ondernemers in combinatie met een slechte timing. Het betreft een bedrijf alleen geschikt voor glasgroente. Een verkoopprocedure starten zal op dit moment een prijsdrukkend effect hebben. Tevens zal er sprake zijn van de kosten van leegstand (verzekeringen, vorstvrij houden etc welke bij deze oppervlaktes al snel EUR 100k op jaarbasis zullen bedragen).
BBR advies voorzieningen (voor klanten met een D-rating)van het strategierapport van 27 september 2012 vermeldt – voor zover hier van belang:
Doel:
Geen verdere financieringsuitbreiding i.v.m. twijfels over continuïteitsperspectieven;
Uitstel van aflossing over geheel 2010 met verlenging van de looptijd zodat tijd wordt verkregen om te bezien of via prijsherstel een rendabele exploitatie binnen handbereik komt.
Akkoord met 3P0 gasleveranties RWE per 01-03-2010 en verrekenen elektra inkomsten;
AgroEnergy gasleveranties RWE zolang 3P0 loopt;
Meewerken aan een verdeling van mogelijke liquiditeitsoverschotten in de 2e helft van 2010 tussen Rabobank en in l instantie RWE. Eind juli en eind oktober 2010 o.b.v. liquiditeits overzicht hierin een definitief standpunt innemen.
Best effort: Achterstelling en verpanding van de door de ouders verstrekte financiering;
Verpanding vordering op derden (11-03-2010 getekend);
Best effort: “Bedrijfsschadedekking voor het niet kunnen terugleveren van stroom.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
ontvankelijkheid
betalingsmoeilijkheden van de landbouwonderneming als gevolg van tijdelijk onvoldoende winstgevendheid. Redelijke uitleg van deze bepaling houdt in dat daarvan alleen sprake kan zijn als de betalingsmoeilijkheden van tijdelijk aard zijn. Redelijke uitleg brengt voorts met zich dat dit wordt bepaald naar het moment waarop de Rabobank het uitstel van betaling verleent. Daarbij gaat het naar zijn aard om een – op dat moment gemaakte – inschatting van de situatie waarin de onderneming verkeert. Dit dient te worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden behoren de in het verleden behaalde resultaten, de geprognosticeerde resultaten en de te verwachten omstandigheden. In aanmerking dient te worden genomen dat (enige mate van) onzekerheid inherent is aan prognoses en verwachtingen ten aanzien van de toekomst. Niet doorslaggevend is of de Rabobank destijds vertrouwen had in de toekomstige ontwikkelingen. Het gaat erom of de onderneming, naar objectieve maatstaven bezien, ten tijde van het uitstel van betaling verkeerde in een situatie van tijdelijk onvoldoende winstgevendheid. Daarvan is geen sprake indien de onderneming geen of onvoldoende continuïteits- en toekomstperspectief heeft. In dat geval ontbreekt immers het vereiste element van tijdelijkheid.