In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 februari 2018 uitspraak gedaan in het beroep van een Cubaanse eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de door eiser ondervonden problemen niet als zwaarwegend genoeg werden beschouwd. Eiser, geboren in 1990, heeft aangevoerd dat hij homoseksueel is en dat hij in Cuba te maken heeft gehad met discriminatie en geweld vanwege zijn seksuele geaardheid. Hij heeft verschillende incidenten beschreven, waaronder bedreigingen en mishandelingen door buurtbewoners en problemen met lokale autoriteiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat hoewel de problemen die eiser heeft ervaren geloofwaardig zijn, deze niet zodanig ernstig zijn dat zij rechtvaardigen dat hij in Nederland asiel zou moeten krijgen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de situatie voor LHBT's in Cuba de laatste jaren is verbeterd en dat homoseksualiteit niet strafbaar is. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij persoonlijk het slachtoffer is van substantiële discriminatie die zijn leven onhoudbaar maakt. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en de afwijzing van de asielaanvraag bevestigd.