ECLI:NL:RBDHA:2018:2117
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2018 uitspraak gedaan in een beroep van een eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van de eiser, conform de Dublinverordening. De eiser had op 5 juni 2017 in Italië een verzoek om internationale bescherming ingediend, wat door de autoriteiten was geregistreerd in Eurodac.
De eiser voerde aan dat hij in Italië geen asiel had aangevraagd en dat de omstandigheden daar slecht waren, met een gebrek aan opvang en juridische informatie. De rechtbank oordeelde echter dat de intentie van de eiser niet bepalend is voor de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, die bevestigden dat de situatie in Italië niet zodanig was dat overdracht aan dat land in strijd zou zijn met artikel 3 van het EVRM.
De rechtbank concludeerde dat de informatie in de door de eiser aangehaalde rapporten geen wezenlijk ander beeld schetste van de situatie in Italië en dat er geen ernstige structurele tekortkomingen waren die een overdracht aan Italië in de weg stonden. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.