ECLI:NL:RBDHA:2018:2094
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardige seksuele geaardheid van Ugandese eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Ugandese eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de seksuele geaardheid van de eiser ongeloofwaardig werd geacht. De eiser, geboren in 1988, had zijn asielaanvraag ingediend op basis van problemen die hij ondervond vanwege zijn homoseksualiteit. Hij verklaarde dat hij in Uganda was gearresteerd vanwege zijn seksuele geaardheid en sindsdien werd gezocht door de autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de identiteit en nationaliteit van de eiser geloofwaardig achtte, maar twijfels had over de seksuele gerichtheid en de daaruit voortvloeiende problemen. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de eiser inconsistent en onvoldoende gedetailleerd waren, wat leidde tot de conclusie dat de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas niet kon worden vastgesteld. De rechtbank vond dat de staatssecretaris niet onterecht had geoordeeld dat de eiser niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning op basis van de Vreemdelingenwet. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.