Overwegingen
1. Eiser legt aan zijn asielaanvraag, kort samengevat, het volgende ten grondslag. Eiser werkte als kappersleerling in de zaak van zijn baas [baas] . Hij had al enkele jaren een relatie met een zekere [vriendin] . Op 18 mei 2015 liet zij aan eiser weten dat zij naar een feest was geweest en na het drinken van alcohol was verkracht en dus geen maagd meer was. Eiser was op dat moment op zijn werk en had het hier erg moeilijk mee. Hij vertelde het verhaal aan [baas] , die niet alleen zijn baas was, maar ook een soort vaderfiguur. Deze kalmeerde hem en vertelde een verhaal over een zondige vrouw die vergeven werd hoewel zij eigenlijk als straf voor haar overspel gestenigd moest worden. Ook gaf [baas] eiser een boekje met gedichten mee. Eiser had er nu behoefte aan om alleen te zijn en na te denken. Hij is daarvoor naar de berg [berg] gegaan. Boven op de berg las hij de gedichten, maar begreep deze nauwelijks. Die nacht kreeg eiser een droom, waarin hij een wit licht zag en hem werd toegeroepen “je bent vergeven”. Hij vertelde dit de volgende dag aan [baas] , die erg verbaasd was en zei dat eiser was verkozen. [baas] nam eiser die avond mee naar zijn huis en vertelde hem over het christendom. Eiser werd zo gegrepen door het (lijdens)verhaal van Jezus, dat hij besloot om [vriendin] te vergeven. Eiser ging verder met zijn normale leven, maar voelde zich een ander mens: veel rustiger, vitaler en opgewekter.
Enkele dagen later nodigde [baas] hem voor het eerst uit voor een bijeenkomst van zijn (verboden) huiskerk. De teksten maakten grote indruk op eiser en hij werd actief in de groep. Hij chatte veel per telefoon met kerklid [kerklid] , een getrouwde vrouw van wie de man bij de revolutionaire garde Sepah zat. Deze man kwam er achter dat [kerklid] en eiser met elkaar chatten en hoewel dit onschuldig was, dacht de echtgenoot dat zijn vrouw een buitenechtelijke relatie had. De man ontdekte waar de huiskerk werd gehouden en liet [baas] oppakken. Eiser kwam net bij de kappersschool aan toen [baas] met een zak over zijn hoofd werd afgevoerd. Eiser werd gebeld door [kerklid] , die zei dat haar man eiser wilde vermoorden. Hij is toen naar zijn goede vriend [vriend] gegaan, heeft het verhaal aan hem verteld en is door hem in contact gebracht met een mensensmokkelaar in Turkije. Hoewel zijn bekering is gestart met de droom op 19 mei 2015 heeft eiser zich in Nederland echt verdiept in het christendom. Eiser heeft kennis gemaakt met verschillende kerkgemeenschappen en heeft zich laten dopen. Naast de kerkdiensten heeft hij verschillende aan het geloof gerelateerde wekelijkse activiteiten.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de eiser niet geloofwaardig heeft verklaard over zijn bekering. Daarmee valt het fundament onder zijn hele relaas weg, nu de bekering de aanleiding is voor alle gestelde problemen.
Verweerder gaat ervan uit dat geen sprake is van een passieve bekering, omdat de gestelde droom geen specifiek christelijke elementen bevat. [baas] interpreteerde deze als zodanig en daaruit is de kennismaking met het christendom voortgekomen. Eiser voelde zich immers geen christen op het moment dat hij wakker werd uit zijn droom. Er is dus sprake van een actieve bekering door [baas] zonder passieve elementen, omdat de droom alleen in retrospectief kan worden geduid als passief element daarvan. Bovendien dient de vreemdeling ook bij een passieve bekering inzicht te geven in zijn beleving van het christendom. In dit verband verwijst verweerder naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 6 oktober 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2711) waarin is geoordeeld dat er niet twee verschillende kaders zijn ter beoordeling van de geloofwaardigheid van een door een vreemdeling gestelde bekering maar dat verweerder één beoordelingskader hanteert. Ten aanzien van [baas] acht verweerder het ook vreemd dat eiser hem als vaderfiguur zag, terwijl eiser nog nooit bij hem thuis was geweest. Dit geldt ook voor het feit dat eiser [vriendin] nooit meer heeft opgezocht, terwijl dat voordat zij hem over de verkrachting had verteld, twee maal per week was. Als hij daadwerkelijk zo werd gegrepen door de christelijke vergevingsgedachte zou eiser dit immers ook in de praktijk hebben gebracht. In het verlengde hiervan geldt ook dat vreemd is dat eiser zijn geloof in het geheel niet met haar of met iemand anders deelde in de vijf maanden tussen de droom en zijn vertrek. Hij heeft het weliswaar aan [vriend] verteld toen hij besloot te vluchten, maar het had voor de hand gelegen dat hij hem als beste vriend eerder in vertrouwen had genomen.
Dat eiser niet echt is bekeerd, volgt volgens verweerder ook uit het feit dat hij niet kan verklaren wat voor hem de betekenis van zijn geloof is. Ook kan hij niet verklaren waarom de islam niet langer voldeed of waarom er bij hem geen sprake is geweest van enige afweging daaromtrent. Verder is belangrijk dat eiser zich in Nederland niet echt meer heeft verdiept in het christelijk geloof. Hij heeft zich weliswaar bij zijn eerste bezoek aan de Koreskerk laten dopen, maar ging er daarna nauwelijks meer naartoe. Vervolgens is hij bij twaalf bijeenkomsten van de Jehova’s getuigen aanwezig geweest voordat hij ontdekte dat de Jehova’s getuigen niet geloven dat Jezus God is. Tot slot noemt eiser desgevraagd twee Bijbelverhalen, maar kan er slechts summier over vertellen en kan niet uitleggen waarom juist deze belangrijk zijn. Dit alles doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van de oprechtheid van eisers bekering, aldus verweerder.
Zorgvuldige besluitvorming
3. Eiser voert in de eerste plaats aan dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door hem tijdens het nader gehoor niet te confronteren met de geconstateerde inconsequente, summiere of tegenstrijdige verklaringen. Volgens artikel 3.113 van het Vreemdelingenbesluit 2000 is verweerder immers verplicht om hem in de gelegenheid te stellen om uitleg te geven over eventueel ontbrekende elementen of over inconsistenties of tegenstrijdigheden in zijn verklaringen, aldus eiser.
De rechtbank overweegt dat uit het verslag van het nader gehoor inderdaad niet expliciet blijkt van een confrontatie met tegenwerpingen. Dit kan echter niet leiden tot het oordeel dat eiser niet in de gelegenheid is gesteld om uitleg te geven over eventueel ontbrekende elementen, inconsistenties of tegenstrijdigheden in zijn verklaringen. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt dat verweerder zich heeft ingespannen om gerichte vragen te stellen om de bekering van eiser goed te kunnen beoordelen. Dat verweerder dit uitgebreid heeft gedaan, blijkt wel uit het feit dat het gehoor ruim acht uur duurde en het verslag daarvan 29 bladzijden telt. Bovendien heeft verweerder eiser in het voornemen alsnog met alle door hem geconstateerde tegenstrijdigheden geconfronteerd, waarna eiser de gelegenheid heeft gehad om daar in de zienswijze op te reageren. Verweerder heeft vervolgens de reactie van eiser in zijn beoordeling in het bestreden besluit betrokken. Eiser voert niet aan dat het geven van een zienswijze in dit geval niet volstond en verweerder een aanvullend gehoor had moeten afnemen. De beroepsgrond slaagt niet.
4. Eiser voert met betrekking tot het proces van zijn bekering aan dat verweerder ten onrechte uitgaat van een actieve bekering. Zijn bekering is begonnen met de droom die hij in de nacht van 18 op 19 mei 2015 had en is pas daarna actief verlopen. Verweerder heeft tijdens het nader gehoor ten onrechte de nadruk gelegd op eisers motieven voor en het proces met betrekking tot de bekering. Hetzelfde geldt voor de tegenwerpingen in het bestreden besluit. Verweerder hanteert een onjuist beoordelingskader en acht daardoor het asielrelaas ten onrechte niet geloofwaardig. Eiser verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling van 30 december 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:3502) waarin verweerder heeft uiteengezet dat als een vreemdeling een passieve bekering aan zijn asielaanvraag ten grondslag legt, de nadruk in het gehoor vanwege de aard van een zodanige bekering, zal liggen op de vraag hoe de ontwikkeling van het geloofsleven na de gestelde bekering vorm heeft gekregen. Aan de antwoorden op de vragen over het proces dat tot de bekering heeft geleid, wordt dan minder betekenis gehecht, omdat aan een passieve bekering eigen is, dat dit proces meestal niet heeft plaatsgevonden. Verweerder had ook in zijn geval meer nadruk moeten leggen op hoe de ontwikkeling van zijn geloofsleven na zijn bekering vorm kreeg, aldus eiser. 5. De rechtbank overweegt dat in de onder 2. genoemde uitspraak van de Afdeling van 6 oktober 2017 is vastgesteld dat het verschil bij de beoordeling van actieve en passieve bekeringen niet betekent dat er twee verschillende beoordelingskaders zijn. Verweerder hanteert één beoordelingskader, maar naarmate een gestelde bekering meer passieve elementen bevat, zal hij bij de vraagstelling en in de beoordeling van de door de vreemdeling afgelegde verklaringen minder nadruk leggen op het proces van bekering en meer nadruk leggen op de wijze waarop de ontwikkeling van het geloofsleven na de gestelde bekering vorm kreeg.
De rechtbank stelt vast dat uit het verslag van nader gehoor blijkt dat eiser een droom heeft gehad nadat hij met [baas] over zijn innerlijke strijd met betrekking tot het wel of niet vergeven van zijn vriendin had gepraat. [baas] heeft hem het verhaal van de overspelige vrouw had verteld en hem teksten meegegeven om over na te denken. Hoewel de droom geen expliciet christelijke elementen bevat, heeft eiser deze droom wel als religieuze openbaring ervaren. De droom en de christelijke duiding ervan door [baas] zijn voor eiser aanleiding geweest om zich in het christendom te gaan verdiepen. De rechtbank verwijst in dit verband naar de vaste gedragslijn van verweerder zoals omschreven in het informatiebericht ‘Handvatten horen en beslissen in bekeringszaken’ (IB 2016, hierna: de vaste gedragslijn) waarin een passieve bekering, samengevat, als volgt wordt omschreven: “Er hoeft niet per se sprake te zijn van interesse in het nieuwe geloof voorafgaand aan de bekering. Deze kan iemand overkomen, bijvoorbeeld in de vorm van een droom, een visioen of een stem. De bekering, of de aanzet daartoe, gebeurt vaak in een korte tijdsspanne en heeft een aanzienlijk effect op de betrokkene. De emotionele betrokkenheid daarbij is groot, maar de betekenisgeving van bijvoorbeeld de droom is persoonlijk en veelal moeilijk uit te drukken in taal. Verweerder verwacht wel dat de vreemdeling kan vertellen hoe hij die gebeurtenis heeft ervaren en wat hij met die gebeurtenis in zijn leven doet.”
Eiser heeft verteld dat zijn hart was geraakt (bladzijde 19 nader gehoor), dat hij in de ochtend toen hij wakker werd, enorme rust had alsof er helemaal geen problemen waren (bladzijde 6 nader gehoor) en ter zitting heeft eiser dit nader toegelicht: “Ik kon iedereen vergeven. Het was een gevoel dat ik moeilijk kan omschrijven. Ik was stil en verbaasd, het was zo mooi. Toen ik de droom had, kon ik het niet vatten. Later begreep ik waar het over ging. Dat was naar aanleiding van het gesprek met [baas] . Ik heb de droom aan hem verteld en hij heeft het uitgelegd.”
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat in de gestelde bekering van eiser geen enkel passief element te vinden is. Volgens de vaste gedragslijn is het verschil tussen een passieve en een actieve bekering dat een actieve bekering het resultaat is van een zoektocht naar zingeving waarbij de bekering geleidelijk plaatsvindt. Verweerder stelt zich op het standpunt dat sprake is van een puur actieve bekering omdat eiser actief is bekeerd door [baas] tijdens een proces dat begon op 19 mei 2015. Het proces van bekering is begonnen toen [baas] de droom interpreteerde als christelijk en betrokkene het gevoel gaf uitverkoren te zijn door het krijgen van een unieke droom (bladzijde 2, einde tweede alinea onder 4 van het bestreden besluit). De rechtbank kan in deze door verweerder gestelde gang van zaken niet lezen dat eiser al op zoek was naar een zingeving van zijn leven, dat hij daartoe onderzoek heeft gedaan, afstand van de islam heeft gedaan, voor het christendom heeft gekozen en tijdens dat proces geleidelijk aan is bekeerd tot deze godsdienst.
Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat het weinig geloofwaardig is dat eiser in één dag christen is geworden terwijl hij er voor die tijd niets over wist. Ook heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij zich, nadat [baas] hem de betekenis van de droom had uitgelegd, niet heeft verdiept in de verschillende stromingen binnen het christendom dan wel in andere religies. Dit sluit niet aan bij het in de vaste gedragslijn uiteengezette onderscheid tussen passieve en actieve elementen in het bekeringsproces. De passieve (acute) bekering overkomt een mens, die daar zelf geen sturing in heeft en er is niet per se vooraf al interesse in het nieuwe geloof. Omdat verweerder is uitgegaan van een volledig actieve bekering, in de vaste gedragslijn ‘de zinzoeker’ genoemd, heeft hij ten onrechte de nadruk gelegd op de afwezigheid bij eiser van een bewust proces dat op cognitief niveau is begonnen vanuit onvrede, waarbij iemand actief gaat zoeken naar alternatieven voor de voorheen aangehangen religie. Het is de rechtbank verder onduidelijk waar verweerder op baseert dat iemand een ander niet als vaderfiguur kan beschouwen als hij niet bij diegene thuis is geweest. Verweerder heeft daarom niet deugdelijk gemotiveerd dat sprake is van een zuiver actieve bekering.
De rechtbank komt niet toe aan de overige argumenten van eiser die zien op de beoordelingswijze van verweerder, omdat de manier van beoordelen verschilt naargelang wordt uitgegaan van een actieve of een passieve bekering.
Ontwikkeling van het nieuwe geloof na bekering
6. De rechtbank stelt vast dat volgens de vaste gedragslijn voor zowel een passieve als een actieve bekering geldt dat sprake is van een moment waarop het proces begint, doorgaans gevolgd door een verdere kennisname van de inhoud van het nieuwe geloof en het uiten daarvan door bijvoorbeeld kerkgang.
De rechtbank overweegt dat eiser tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat hij aanvankelijk naar de Koreskerk ging, maar die echter maar twee maal per maand kon bezoeken. Eiser heeft daarom nog een andere kerk gezocht en is uitgekomen bij de Jehova’s getuigen. Hij heeft die kerk echter na enige tijd verlaten omdat daar niet wordt uitgegaan van de drie-eenheid. Eiser is toen nog een aantal maal naar de Koreskerk gegaan en daarna naar de kerk van [kerkgemeente] . Deze Pinkstergemeente geeft Bijbelstudie in het Farsi en voor zover Nederlands wordt gesproken, wordt dit voor hem vertaald. Op pagina 21 staat dat eiser iedere zondag en donderdag naar de kerk gaat en dat hij Bijbelstudie volgt op maandag. Verder leest eiser zelf thuis in zijn bijbel en probeert hij te leven volgens de regels van het geloof.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser ten onrechte tegenwerpt dat hij in Nederland de Koreskerk alleen heeft bezocht voor de doop en dat hij er pas na 12 diensten bij de Jehova’s getuigen achter kwam dat zij niet geloven dat Jezus God is. Het standpunt dat eiser zich kennelijk weinig in zijn religie verdiept, omdat hij veel tijd nodig had om daar achter te komen, is niet begrijpelijk. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ten onrechte niet meegewogen dat eiser aanvankelijk slechts twee keer per maand naar de kerk kon gaan en wellicht enige tijd nodig had om een mening te vormen over de kerk die hij bezocht. Daarnaast komt in het bestreden besluit niet naar voren dat eiser ten tijde van dat besluit drie wekelijkse kerkelijke activiteiten bijwoonde, wat allicht een contra-indicatie is voor het standpunt dat hij zich niet heeft verdiept in het onderwerp religie.
Inhoudelijke kennis van het geloof
7. Wat de ontwikkeling van de inhoudelijke kennis betreft, overweegt de rechtbank dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom niet van een oprechte bekering kan worden gesproken. Eiser heeft uiteengezet dat er in de islam geen zicht op verlossing bestaat, de mens als slaaf van God wordt beschouwd en dat hij niet in zijn eigen taal tot God mocht spreken. In het christendom bestaat wel zicht op verlossing, omdat Jezus, als zoon van God, zijn leven heeft gegeven voor de zonden van de mensen en de christelijke God de mensen vergeeft als zij zuiver van hart zijn. Eiser heeft de islam nooit ervaren als een religie van liefde en vergevingsgezindheid. In het christendom ervaart eiser liefde en rust en hij is ervan overtuigd dat hij na zijn dood naar de hemel zal gaan als hij als een goed mens leeft. Het standpunt van verweerder, dat wel valt in te zien dat betrokkene na zijn overlijden naar de hemel wil, maar dat hij niet duidelijk heeft gemaakt waarom de christelijke hemel voor hem dan beter is dan de islamitische (bladzijde 5, derde alinea van het bestreden besluit), doet tekort aan wat eiser heeft verklaard. Verweerder mag eiser daarom niet tegenwerpen dat hij reden heeft te twijfelen aan eisers inhoudelijke overtuiging dat de christelijke God vergevingsgezind is en de islamitische God niet.
Verder heeft eiser verklaard dat hij het belangrijk vindt dat mannen en vrouwen in het christendom gelijkwaardig zijn, terwijl dat in de islam veel minder is. Verweerder neemt het standpunt in dat dit niet helemaal klopt, omdat er bijvoorbeeld ook geen vrouwelijke kardinalen of pausen zijn. Dit gegeven kan echter niet af doen aan wat eiser heeft verklaard, het gaat er immers om hoe eiser zijn geloof ervaart en hoe zijn kennis daarvan is ontwikkeld na zijn bekering. Inderdaad zijn er ook conservatieve stromingen in het christendom, maar kennelijk heeft eiser juist kennis gemaakt met een kerkgemeenschap die gelijkheid voorstaat. Dat kan verweerder hem dan niet tegenwerpen.
Uitdragen van het geloof in Iran
8. Verweerder heeft de ontwikkeling van het geloof van eiser verder ongeloofwaardig geacht omdat eiser in de maanden na zijn bekering tot aan zijn vertrek zijn geloofsovertuiging niet heeft gedeeld met anderen dan diegenen die bij de huiskerk van [baas] waren betrokken. Verweerder stelt zich zelfs op het standpunt dat het, gelet op eisers relaas, logisch zou zijn geweest indien hij het gesprek was aangegaan met zijn naasten. Het had voor de hand gelegen dat hij de mensen in zijn directe omgeving die hij kon vertrouwen, had laten delen in zijn gevoel van rust en vrede. Volgens verweerder doet eisers verwijzing naar het gevaar dat christenen lopen in Iran, niet ter zake, nu het gaat om mensen die het dichtst bij hem staan, dichter dan [baas] of de mensen van de huiskerk die hij aanvankelijk niet kende. Als het christendom eiser zoveel goeds brengt, waarom zou hij dat dan niet willen delen met de mensen die hem het dierbaarst zijn (bladzijde 5, vierde alinea van het bestreden besluit).
Naar het oordeel van de rechtbank gaat verweerder hier uit van veronderstellingen over het gedrag dat eiser had moeten tonen binnen zijn nieuwe levensovertuiging die niet passen binnen een neutrale beoordeling van een bekering. De vraag die verweerder heeft gesteld in het nader gehoor (bladzijde 14, eerste vraag) namelijk: “Is het niet erger om geen kennis met het christendom te maken dan gevaar te lopen wegens kennismaking met het christendom” getuigt niet van een neutrale benadering. Op een dergelijke strikvraag bestaat namelijk geen juist antwoord. Dat eiser zijn bekering niet met anderen deelde, kan verweerder hem niet tegenwerpen. Eiser heeft immers verklaard dat hij zijn naasten hier wel van wilde vertellen, maar hij juist de meest dierbare mensen in zijn leven niet daardoor in gevaar wilde brengen. Terughoudend toetsend, komt deze verklaring de rechtbank niet onbegrijpelijk over. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zijn afwijzing van de aanvraag gestoeld op een ondeugdelijke motivering.
9. De beroepsgronden slagen. Verweerder heeft zijn eindconclusie, namelijk eisers niet geloofwaardige verklaringen over zijn gestelde bekering, gestoeld op argumenten die deze niet kunnen dragen. Daarom vernietigt de rechtbank het bestreden besluit vanwege strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om het geschil finaal te beslechten omdat het aan verweerder is om de gestelde bekering opnieuw te beoordelen. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak.
10. Aangezien het besluit wordt vernietigd, komt de rechtbank niet toe aan de beroepsgronden die eiser aanvoert in verband met verweerders ambtshalve beoordeling van uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000.
11. Het beroep is gegrond. Daarom veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).