ECLI:NL:RBDHA:2018:1945

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 februari 2018
Publicatiedatum
21 februari 2018
Zaaknummer
C/09/546374/ KG RK 18/66
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in civiele procedure met betrekking tot ontslag als executeur testamentair

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 5 februari 2018 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die betrokken was bij een civiele procedure over zijn ontslag als executeur testamentair, had de kantonrechter mr. J.L.M. Luiten gewraakt. De wraking was gebaseerd op de stelling dat de kantonrechter vooringenomen was, omdat hij eerder uitstel had verleend aan de wederpartij zonder dat dit volgens de regels was gegaan.

De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 22 januari 2018. Verzoeker was aanwezig en heeft zijn verzoek toegelicht, terwijl de belanghebbende niet verscheen, maar vertegenwoordigd werd door haar gemachtigde mr. A.B. Sluijs. De kantonrechter was niet aanwezig, maar had zijn standpunt schriftelijk aan de wrakingskamer doen toekomen.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er aan de zijde van de rechtbank fouten zijn gemaakt bij het vaststellen van een zittingsdatum, maar dat deze fouten niet direct aan de gewraakte rechter konden worden toegeschreven. De kamer oordeelde dat er geen terechte vrees voor partijdigheid was, aangezien de gewraakte rechter niet betrokken was bij de gang van zaken die tot de problemen hadden geleid.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet kan worden. De beslissing is openbaar uitgesproken en de betrokken partijen zijn op de hoogte gesteld van de uitkomst.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2018/3
zaak-/rekestnummer: C/09/546374 / KG RK 18/66
Zaaknummer hoofdzaak: 5826936 / EJ VERZ 17-84965
datum beschikking: 5 februari 2018
BESLISSING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. J.L.M. Luiten,
kantonrechter in de rechtbank Den Haag
belanghebbende in deze zaak is:
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
gemachtigde: mr. A.B. Sluijs

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

De hoofdzaak betreft een verzoek van de belanghebbende tot ontslag van verzoeker als executeur testamentair. De behandeling van dat verzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van de kantonrechter van 9 januari 2018. Bij aanvang van de zitting heeft verzoeker de kantonrechter gewraakt.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 22 januari 2018 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker is verschenen en heeft het verzoek toegelicht. Belanghebbende is niet verschenen, wel haar gemachtigde mr. A.B. Sluis, die eveneens het woord heeft gevoerd. De kantonrechter is, met bericht, niet verschenen doch heeft zijn standpunt tevoren schriftelijk aan de wrakingskamer doen toekomen.

3.Het standpunt van verzoeker

Aan het wrakingsverzoek is ter zitting het volgende ten grondslag gelegd. De kantonrechter is vooringenomen, omdat hij eerder uitstel heeft verleend op verzoek van de wederpartij terwijl dat niet volgens de regels was gegaan.

4.Het standpunt van de kantonrechter

De kantonrechter berust niet in de wraking en voert (in hoofdzaak) aan dat de gang van zaken rond het uitstelverzoek van de wederpartij buiten hem om is gegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Kennisneming van de stukken in de hoofdzaak maakt duidelijk dat, voordat het tot een inhoudelijke behandeling van die zaak is gekomen, zich een aantal problemen hebben voorgedaan rond het vaststellen van een datum voor die behandeling. In dat kader zijn aan de zijde van de rechtbank fouten gemaakt, die hebben geleid tot gegrondverklaring van een door verzoeker bij het bestuur van de rechtbank ingediende klacht. Die problemen zagen met name op het niet tijdig en/of adequaat reageren naar aanleiding een verzoek om uitstel, ingediend door de wederpartij van verzoeker, waardoor een nieuwe datum voor behandeling werd vastgesteld zonder verzoeker daarvan (tijdig) in kennis te stellen. Voor zover de thans gewraakte rechter al enige bemoeienis heeft gehad met de feitelijkheden die tot de zojuist beschreven problemen hebben gevoerd –wat geenszins vast staat- kan niet worden vastgesteld dat die bemoeienis bij verzoeker de terechte vrees voor partijdigheid van de rechter kan hebben opgewekt. Daarbij speelt een rol dat ten tijde daarvan van een inhoudelijke behandeling nog in het geheel geen sprake was.
5.2.
Aan de vereisten voor een succesvol beroep op wraking wordt dan ook niet voldaan, zodat het verzoek om wraking zal worden afgewezen.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de belanghebbende p/a haar advocaat mr. A.B. Sluis;
• de kantonrechter mr. J.L.M. Luiten;
Deze beslissing is gegeven door mr. J.W. du Pon, voorzitter, mrs. S.W.E. de Ruiter en
R. Cats, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Stikvoort-Ydema als griffier en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2018.