ECLI:NL:RBDHA:2018:1921

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2018
Publicatiedatum
20 februari 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 7074
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor kosten van waterlekkage door achterstallig onderhoud

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand. Eiser, die sinds 1 juli 2016 een bijstandsuitkering ontvangt, had op 13 april 2017 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van reparatie van waterlekkage in zijn badkamer. De Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek (ISD) heeft deze aanvraag op 29 mei 2017 afgewezen, met als argument dat de opstalverzekering een passende voorziening is en dat er in de bijstandsverlening al rekening is gehouden met kosten voor verzekering en onderhoud.

Na een bezwaarschrift van eiser, heeft de ISD het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 24 januari 2018 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de lekkage in de badkamer voornamelijk het gevolg was van achterstallig onderhoud, wat volgens de Centrale Raad van Beroep (CRvB) tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoort.

De rechtbank concludeert dat eiser geen bijzondere omstandigheden heeft aangetoond die recht zouden geven op bijzondere bijstand. De rechtbank oordeelt dat de ISD terecht heeft geoordeeld dat eiser geen recht heeft op bijzondere bijstand voor de kosten van de reparatie. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat een rechtsmiddel open voor hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 17/7074

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 februari 2018 in de zaak tussen

[eiser], te [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg),
en
het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek (ISD), verweerder
(gemachtigde: mr. C.F.M. van der Meij).

Procesverloop

Bij besluit van 29 mei 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van reparatie ten gevolge van waterlekkage in de badkamer afgewezen.
Bij besluit van 19 september 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser vanwege een motiveringsgebrek gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 januari 2018.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiser ontvangt sinds 1 juli 2016 een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz).
1.2
Op 13 april 2017 heeft eiser bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van reparatie ten gevolge van waterlekkage in de badkamer. Hierdoor is vochtdoorslag opgetreden in de woning van de buren.
1.3
Bij het primaire besluit heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de opstalverzekering een passende en toereikende voorziening is en dat daarnaast in de algemene bijstand en in de woonkostentoeslag een bedrag voor verzekering en onderhoud van de woning is gereserveerd.
1.4
Bij brief van 29 augustus 2017 heeft de Commissie bezwaarschriften ISD Bollenstreek (de commissie) eiser verzocht nadere stukken over te leggen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser, conform het advies van de commissie van 18 september 2017, gedeeltelijk gegrond verklaard, omdat artikel 35 van de Pw de afwijzingsgrond moet zijn en artikel 15 van de Pw in de motivering van het primaire besluit moet vervallen. Voor het overige is bij het bestreden besluit het primaire besluit gehandhaafd. Daartoe is overwogen dat vaststaat dat de schade aan de badkamer is veroorzaakt door achterstallig onderhoud. Daarnaast stelt verweerder dat de kosten die verband houden met groot onderhoud aan een in eigendom toebehorende woning volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren, behoudens bijzondere omstandigheden. Het niet gereserveerd hebben voor groot onderhoud is geen bijzondere omstandigheid, aldus verweerder.
3. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte heeft overwogen dat sprake zou zijn van achterstallig onderhoud. Daarom is bij de besluitvorming uitgegaan van onjuiste feiten en omstandigheden.
4. Artikel 35, eerste lid, van de Pw bepaalt dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in zijn uitspraak van 23 maart 2010 (ECLI:NL:CRVB:2010:BL8817) overwogen dat de kosten die verband houden met het groot onderhoud van een aan de belanghebbende in eigendom toebehorende woning tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren die, behoudens bijzondere omstandigheden, uit het reguliere inkomen dienen te worden bestreden.
5.1
De rechtbank stelt vast dat uit het rapport Lekdetectie van LekkagePartner van
12 april 2017 blijkt dat ter plaatse van de douche in de woning van eiser diverse afwijkingen aan het kit-, tegel-, en voegwerk zijn geconstateerd. Zo blijkt tussen de vloertegels en de douchegoot de kit plaatselijk te zijn onthecht en blijken diverse wandtegels in de douche te zijn gescheurd en los te zitten. Daarnaast toont dit rapport aan dat zich openstaand voegwerk in de wand van de douche bevindt, dat de inwendige hoeken in de wand van de douche niet zijn afgekit en dat de s-koppelingen achter de rozetten van de douchekraan niet zijn afgekit.
5.2
Anders dan eiser ter zitting heeft gesteld kan uit het rapport Lekdetectie van
12 april 2017 naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat de lekkage uitsluitend is veroorzaakt doordat de s-koppelingen achter de rozetten van de douchekraan niet zijn afgekit. Daarom acht de rechtbank niet aannemelijk dat de lekkage (uitsluitend) is ontstaan door een verborgen gebrek.
5.3
Uit het rapport Lekdetectie kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat de slechte staat van het voegwerk en de tegels in de badkamer de voornaamste oorzaak van de waterlekkage is geweest. Verder blijkt uit dit rapport dat de slechte staat van onderhoud van de doucheruimte duidelijk zichtbaar was. Daarom kan naar het oordeel van de rechtbank in dit geval van ontbrekend dan wel achterstallig onderhoud worden gesproken. Dit betekent dat de door eiser gemaakte reparatiekosten betrekking hebben op onderhoudskosten van de woning. Gelet op de uitspraak van de CRvB van 23 maart 2010 behoren deze kosten tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan.
5.4
Voorts stelt de rechtbank vast dat eiser in beroep geen bijzondere omstandigheden heeft genoemd. Daarom is geen sprake van de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Pw.
6. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht en op goede gronden geoordeeld dat er voor eiser geen recht bestaat op bijzondere bijstand voor de kosten van reparatie ten gevolge van waterlekkage in de badkamer.
7. Het beroep is dan ook ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2018.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.