In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 februari 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiseres], en haar werkgever, FIND ICT B.V. De werknemer had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die eindigde op 31 december 2017, en was in dienst getreden voor een project bij de Gemeente Den Haag. In de arbeidsovereenkomst was een concurrentiebeding opgenomen, maar de werknemer stelde dat dit beding niet voldeed aan de wettelijke vereisten zoals vastgelegd in artikel 7:653 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, omdat de schriftelijke motivering van de werkgever ontbrak. De werknemer vorderde in kort geding dat het concurrentiebeding buiten werking zou worden gesteld, zodat zij in dienst kon treden bij de Gemeente Den Haag.
De kantonrechter oordeelde dat het concurrentiebeding nietig was, omdat de vereiste schriftelijke motivering ontbrak. Hierdoor kon het beding niet vernietigd worden, en was de vordering van de werknemer niet toewijsbaar. De kantonrechter benadrukte dat het concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd alleen geldig is als er een schriftelijke motivering is die de noodzaak van het beding aantoont. Aangezien deze motivering ontbrak, was er geen rechtsgeldig concurrentiebeding.
De kantonrechter besloot de vordering van de werknemer af te wijzen en bepaalde dat iedere partij de eigen proceskosten zou dragen. Dit vonnis werd uitgesproken door kantonrechter mr. A. Emmens tijdens de openbare terechtzitting.