Uitspraak
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG
de Raad voor Rechtsbijstand
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de bestuursrechter mr. L.B.M. Klein Tank, naar aanleiding van processuele beslissingen die zijn genomen tijdens een zitting op 29 januari 2018. Verzoeker was het niet eens met de gang van zaken tijdens deze zitting, waarbij hij de bestuursrechter beschuldigde van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft de bezwaren van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat de beslissingen van de bestuursrechter niet zo onbegrijpelijk waren dat ze een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleverden. De bestuursrechter had verzoeker de mogelijkheid geboden om een ontbrekende bijlage later in te dienen en was bereid de zaak inhoudelijk te behandelen, ondanks dat het verzoek om vrijstelling van het griffierecht nog niet was afgehandeld. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de bestuursrechter praktisch en coulant was, en dat de bezwaren van verzoeker geen grond vormden voor wraking. Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek afgewezen en werd bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.