ECLI:NL:RBDHA:2018:1713
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kosten van bestuursdwang en de verplichting tot het opvragen van offertes
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, eigenaar van een pand, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag over de kosten van bestuursdwang. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de kosten die aan haar waren opgelegd voor de uitvoering van bestuursdwang, die in totaal € 19.415,23 bedroegen. Deze kosten waren vastgesteld na een eerdere last onder bestuursdwang die aan haar was opgelegd voor het verwijderen van zonder vergunning geplaatste kunststof kozijnen. Eiseres stelde dat de kosten buitensporig hoog waren en dat de last onder bestuursdwang onrechtmatig was, omdat deze niet aan haar maar aan een derde was gericht.
De rechtbank overwoog dat de last onder bestuursdwang in rechte vaststaat en dat eiseres niet binnen de gestelde termijn had voldaan aan de last. De rechtbank oordeelde dat verweerder bevoegd was om de kosten van bestuursdwang bij eiseres in rekening te brengen. Tevens werd vastgesteld dat er geen sprake was van spoedeisende bestuursdwang, waardoor verweerder verplicht was om offertes bij verschillende bedrijven op te vragen. Eiseres had met een offerte van een ander bedrijf aangetoond dat de werkzaamheden tegen een lagere prijs en betere kwaliteit hadden kunnen worden uitgevoerd. De rechtbank concludeerde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd dat de kosten die door de ingeschakelde aannemer in rekening waren gebracht, marktconform waren.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, waarbij verweerder binnen acht weken na de uitspraak moest aangeven of hij van deze gelegenheid gebruik wilde maken. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.