3.4De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de feiten 1 t/m 4 – voor zover het om het betasten van en/of knijpen in de billen van aangeefsters gaat – sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Daarom zal op dat punt worden volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. De rechtbank zal hierna wel nog ingaan op het verweer van de verdediging (strekkende tot vrijspraak) dat het aanrakenbetasten van billen niet als ontuchtige handeling moet worden aangemerkt. Voorts zal de rechtbank separaat ingaan op het betasten van de borsten, zoals tenlastegelegd onder de feiten 2 en 4, nu verdachte deze handelingen heeft ontkend.
Opsomming van de bewijsmiddelen
- De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 2 februari 2018;
- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , d.d. 2 november 2016, p. 92 t/m 96.
- De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 2 februari 2018;
- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , d.d. 23 oktober 2016, p. 128 t/m 136.
- De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 2 februari 2018;
- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , d.d. 12 juli 2016, p. 158 t/m 162.
- De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 2 februari 2018;
- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , d.d. 30 augustus 2016, p. 192 t/m 197.
Ontuchtige handelingen
De vraag die mede in het licht van het verweer van de verdediging beantwoord dient te worden is of het aanrakenbetasten van de billen door verdachte moet worden aangemerkt als ontuchtige handeling.
Van een ontuchtige handeling is sprake als het gaat om een handeling van seksuele aard die in strijd is met de sociaal-ethische norm (HR 30 maart 2010, NJ 2010, 376). Of een handeling als zodanig kan worden aangemerkt, hangt onder meer af van de omstandigheden van het geval, zoals de context en de verhouding tussen betrokkenen en de wijze van aanraking.
Verdachte heeft de billen van aangeefsters (onverhoeds) betast, vastgepakt en/of daar in geknepen. Naar het oordeel van de rechtbank is hierbij steeds sprake geweest van aanrakingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm een seksueel karakter hebben en – in de onderhavige situaties – in strijd waren met de sociaal-ethische norm. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte en aangeefsters elkaar in het geheel niet kenden, de aanrakingen deels plaatsvonden op afgelegen plaatsen waar aangeefsters alleen waren en (drie van de vier) aangeefsters reeds bij de eerste aanraking kenbaar hebben gemaakt daar niet van gediend te zijn zodat verdachte alleen al daarom moet hebben geweten dat aangeefsters de aanrakingen niet wilden. Dat verdachte geen seksuele bedoeling zou hebben gehad maar dat het hem om aandacht te doen was – zoals door/namens verdachte is betoogd – doet aan het voorgaande niet af. Aan het verweer van de verdediging wordt dan ook voorbij gegaan.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande het ontuchtige karakter van deze handelingen van verdachte bewezen.
Feiten 2 en 4 (betasten/aanraken borsten)
De vraag die vervolgens voorligt is of verdachte, naast het betasten van de billen, op 12 oktober 2016 te Ridderkerk ook de (beklede) borst van [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) heeft aangeraakt en op 15 augustus 2016 te Barendrecht ook de (beklede) borst van [slachtoffer 4] (hierna [slachtoffer 4] ) heeft betast. Verdachte heeft ontkend dat hij dit heeft gedaan. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] hebben verklaard dat verdachte dit wel heeft gedaan.
[slachtoffer 2] heeft hierover het volgende verklaard:
De man kwam toen weer, en weer zat hij aan mijn billen. Ik zei dat hij moest oprotten. Toen ik dat zei stopte hij wel weer even maar daarna voelde ik zijn hand tussen mijn linkerarm en lichaam naar mijn linkerborst toe gaan. Ik heb toen zijn hand weggeslagen. Dat ging vrij moeilijk omdat de positie waarin ik fietste ten opzichte van de man lastig was. De man fietste half achter mij en dan is het lastig om iemand van je weg te duwen. Hij kwam nog een keer op dezelfde manier terug naar mijn borst. Ik heb toen met mijn linkerhand geknepen in zijn pols. Daarna zakte de man weer een beetje terug, maar kwam daarna ook weer terug naar mij toe. Ik probeerde harder te fietsen, bij de man vandaan. Dat lukte niet door de harde wind en doordat de man weer met zijn arm en zijn hand naar mijn linkerborst wilde gaan. Terwijl hij dit probeerde voelde ik dat de man mij bij mijn linkerarm vast had. Ik ging toen ineens vol in de rem dat had hij denk ik niet verwacht.
[slachtoffer 4] heeft over het betasten van de borst het volgende verklaard:
Toen hij langs mij fietste, langs mijn linker kant, pakte hij weer met zijn rechterhand mijn linker bil. Dat zag en voelde ik. En toen gleed zijn hand vanaf mijn linker bil, via mijn zij naar mijn linker borst. En hij deed toen zijn hele hand vol op mijn borst. Ik dacht op dat moment nog ‘zo, dat gaat makkelijk’. Ik werd pissig maar ik durfde niet zo pissig te zijn als de eerste keer. Want ik dacht toen nog wel ‘dit is echt een rare gast’. Ik zei nog wel zoiets van ‘doe normaal dat doe je toch niet’.
Anders dan de verdediging, acht de rechtbank deze verklaringen van aangeefsters [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] betrouwbaar en geloofwaardig. Hierbij overweegt de rechtbank dat beide aangeefsters gedetailleerd en eenduidig verklaren en dat een groot deel van hun verklaringen ten aanzien van het betasten van de billen en de overige omstandigheden bevestiging vinden in de eigen verklaringen van verdachte. Ook overigens heeft de rechtbank geen reden om aan de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] te twijfelen. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat ook het deel van de verklaringen van aangeefsters betreffende het aanrakenbetasten van de borsten, juist is.
Het aanraken en betasten van de borst(en) heeft naar oordeel van de rechtbank zonder meer een seksueel karakter en was onder voornoemde omstandigheden in strijd met de sociaal-ethische norm, zodat ook deze handelingen van verdachte als ontuchtig worden aangemerkt.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, ook het aanraken van de borst van [slachtoffer 2] en het daarbij onverhoeds bij de arm vastpakken en het betasten van de borst van [slachtoffer 4] , wettig en overtuigend bewezen.
Viertal aanrandingen
De rechtbank verklaart aldus – behoudens het navolgende – de vier tenlastegelegde aanrandingen van respectievelijk Oprea, [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte [slachtoffer 3]
doorhaar bij het wegfietsen de woorden "Ik zie je nog wel een keertje" toe te voegen, tot het dulden van ontuchtige handelingen heeft gedwongen. Hoewel de rechtbank op grond van de aangifte van [slachtoffer 3] en de getuigenverklaring van haar vader, B. [slachtoffer 3] , er niet aan twijfelt dat verdachte deze of soortgelijke woorden tegen [slachtoffer 3] heeft gezegd, is de rechtbank van oordeel dat dit niet heeft bijgedragen aan, en functioneel is geweest bij, het verrichten van de daaraan voorafgaande ontuchtige handelingen. Deze handelingen waren op dat moment – toen verdachte wegfietste – immers reeds ten einde.
Ten slotte acht de rechtbank ten aanzien van feit 4 niet bewezen dat verdachte de telefoon van [slachtoffer 4] uit haar hand heeft gegrist. De rechtbank twijfelt er niet aan dat de telefoon van [slachtoffer 4] door toedoen van verdachte op de grond is gevallen, maar is van oordeel dat er, mede gelet op de stellige ontkenning van verdachte op dit punt en zijn verklaring dat een en ander (onopzettelijk) in de hectiek is gebeurd, niet voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte bewust die telefoon uit de hand heeft genomen.