In deze zaak heeft de werkgever, Shell International Exploration and Production B.V., verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer, een expat, op basis van verschillende gronden, waaronder verwijtbaar handelen en een verstoorde arbeidsverhouding. De werknemer had een dienstverband van 25 jaar en was teruggekeerd uit Oman, waar hij een internationale opdracht had vervuld. De werkgever stelde dat de werknemer onvoldoende had meegewerkt aan het vinden van een nieuwe functie en dat de arbeidsverhouding verstoord was geraakt. De werknemer verweerde zich tegen het verzoek en stelde dat de werkgever niet voldoende had gedaan om hem te begeleiden in het zoeken naar een nieuwe functie.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever niet voldoende had aangetoond dat de werknemer verwijtbaar had gehandeld. De rechter oordeelde dat de werknemer niet verplicht was om de vaststellingsovereenkomst te ondertekenen en dat zijn keuze om dit niet te doen niet als verwijtbaar kon worden aangemerkt. Daarnaast werd opgemerkt dat de werkgever de werknemer niet voldoende had ondersteund in zijn zoektocht naar een nieuwe functie, vooral gezien de traumatische gebeurtenissen die de werknemer had meegemaakt, zoals de brand in zijn huis en het overlijden van zijn zuster.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen, omdat er geen redelijke grond was voor ontbinding en herplaatsing binnen een redelijke termijn niet uitgesloten kon worden. De rechter heeft bepaald dat de arbeidsovereenkomst niet ontbonden wordt en dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.