Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van 19 september 2017
[naam] ,
Shell International Exploration and Production B.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
“expatriate”(hierna: expat) werkzaam geweest voor verschillende vennootschappen van het Shell concern.
“Long Term International Assignment Policies” (hierna: LTIA-regeling), kort samengevat als volgt.
“Base Country”(het land waar zij zijn gerekruteerd) naar een
“Host Country”(het tijdelijk werkland) uitgezonden om voor een beperkte periode aldaar werkzaamheden te verrichten om daarna weer terug te gaan naar hun Base Country, of een andere – nieuwe – Host Country. Een uitzending is per definitie steeds tijdelijk. Van de expat wordt dan ook mobiliteit verwacht.
“Managed Open Resourcing”(hierna: MOR). De MOR vindt vier keer per jaar plaats in periodieke collectieve interne sollicitatierondes (
batches). Deze sollicitatierondes worden gefaciliteerd op een geavanceerd technisch online platform wereldwijd. Op dit platform worden alle interne vacatures – waaronder expat posities - binnen het Shell concern kenbaar gemaakt. Expats hebben toegang tot dit systeem, waarop zij hun cv kunnen plaatsen en vanuit hun eigen specifieke wensenprofiel intra-concern naar nieuwe functies kunnen zoeken. Daarbij verlangt Shell van de werknemer in hoge mate een eigen verantwoordelijkheid voor (het verloop van) de carrière.
Overtolligheidsregeling 2012-2016(hierna: de LOR 2012). Op grond van de LOR 2012 krijgt een werknemer bij terugkeer naar de Base Country drie maanden de tijd om een andere functie te vinden voordat hij overtollig wordt. Bij overtolligheid kan een werknemer kiezen tussen een periode van begeleid zoeken of een vergoeding voor versneld vertrek. Als is gekozen voor begeleid zoeken maar dit niet lukt dan voorziet de LOR 2012 in beëindiging van de arbeidsovereenkomst en in een beëindigingsvergoeding. Indien de overtollig verklaarde werknemer een passende functie niet heeft aanvaard dan leidt dat ertoe dat de werknemer niet langer overtollig is en niet langer voor de voorzieningen onder de LOR 2012 in aanmerking komt.
9 juli 2014 is opnieuw een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 2 jaar gesloten met Shell Gabon, ingaande 22 april 2014. Deze arbeidsovereenkomsten vermelden steeds als functie:
“Head of Marine Services”.
“Maritime Global Skillpool Manager”van Shell, is [verzoeker] vanaf februari 2015 via het MOR-systeem van Shell op zoek gegaan naar een passende functie. De focus daarbij lag op functies in de
“Skillpool Maritime”van Shell, waarin de vakinhoudelijke expertise van [verzoeker] is ingedeeld.
“Maritime Assurance Assessor”(hierna: MAA) te Rotterdam aangeboden. Conform de regels van de MOR kreeg hij een termijn van 5 dagen om het aanbod te accepteren.
:
Before getting in more detail; the summary of last Fridays discussion […]does not mention the fact that I worked 40 yrs for Shell of which 22 yrs abroad in several different roles. As well as that postings of this nature naturally have influence and change ones personal circumstances, a fact which should be recognized. In my case this meant that my family and I settled abroad which could be seen in my HR on line profile.
The job offer claims that this was identified as a suitable position for my skillls and experience. This however is only partially the case as my skills and experience as you can see from every individual position in my career history are much broader than which is on offer with the MAA role.
A new role should be challenging and have a clear element of devolopment I was told previously by HR. Something I feel is lacking in the MAA role.
As mentioned in our Friday conversation I applied for four (4) positions in the present MOR round. All of which meet broader aspects of my skills and experience as well as the element of development. The full outcome of this MOR is expected by Nov 4th.
Given my personal family circumstances and the fact that SNV appears not willing or able to extend this job offer beyond the five (5) days while awaiting the outcome of my present MOR applications I regret to inform you that based on this I am not in a position to accept the offer.”
principaal hoger beroepverzoekt [verzoeker] – zo begrijpt het hof -
primairSIEP te veroordelen (i) de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht vanaf
1 december 2016, dan wel een andere datum, te herstellen of in de plaats daarvan (ii) aan [verzoeker] een billijke vergoeding van € 1.494.922,66 bruto te betalen en
subsidiairde in eerste aanleg subsidiair verzochte vergoedingen alsnog te betalen, met aanpassing van de einddatum naar 1 maart 2017, een en ander met veroordeling van SIEP in de proceskosten van beide instanties.
voorwaardelijk incidenteel beroepingesteld tegen het oordeel van de kantonrechter dat er sprake is van opvolgend werkgeverschap met betrekking tot de berekening van de toegekende transitievergoeding. SIEP verzoekt, onder de voorwaarde dat indien enig financieel verzoek van [verzoeker] wordt toegewezen en SIEP uit dien hoofde een bedrag aan [verzoeker] moet betalen en het reeds betaalde bedrag van de transitievergoeding daarop niet in mindering kan worden gebracht of er bij kan worden betrokken, het oordeel van de kantonrechter gedeeltelijk te vernietigen door te oordelen dat geen transitievergoeding is verschuldigd en dat [verzoeker] het ter zake reeds betaalde bedrag van € 111.908,- bruto binnen een termijn van twee weken na dagtekening van de uitspraak in deze zaak aan SIEP dient terug te betalen, kosten rechtens.
principale grieven 1 en 2richten zich tegen het oordeel dat er sprake is van een redelijke grond voor ontbinding en dat herplaatsing in een andere passende functie niet mogelijk was. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling als volgt.
“redelijke grond”is voor ontbinding en (ii) of herplaatsing binnen
“een redelijke termijn”in een
“andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt”.
voorrangin die zin dat hij bij vacatures boven externe kandidaten moet worden geplaatst, dan wel dat tijdelijke aanstellingen niet mogen worden verlengd om [verzoeker] te kunnen herplaatsen (art. 9 lid 1 Ontslagregeling). Daartoe beroept [verzoeker] zich op
art. 9 lid 2 Ontslagregeling, waarin is bepaald:
art. 7:669 lid 1 BW – om te aanvaarden dat [verzoeker] de door hem verlangde voorrang geniet. Het gaat steeds om vacatures en aanstellingen bij afzonderlijke lokale vennootschappen van het Shell concern. Met de voorrang zou worden ingegrepen in de vrijheid van deze vennootschappen om naar eigen behoefte en wensen lokaal personeelsbeleid te voeren. Niet is in te zien hoe SIEP – al dan niet via de moedervennootschap – juridisch zou kunnen afdwingen dat [verzoeker] deze voorrang krijgt, mede in aanmerking genomen de eisen van
corporate governancedie in een grote internationaal opererende en beursgenoteerde onderneming als het Shell concern gelden.
“Marine”. Zeer veel kandidaten dingen mee naar die functies. Ook moest [verzoeker] in Azië en het Midden Oosten, waarop hij zijn sollicitaties in hoofdzaak concentreerde, concurreren met
“locals”die veel goedkoper zijn dan expats zoals [verzoeker] . Een en ander is door [verzoeker] onvoldoende gemotiveerd weersproken. Bij deze stand van zaken, terwijl [verzoeker] reeds vijftien sollicitaties heeft verricht, is een ander uitzicht op herplaatsing dan op het moment van indiening van het ontbindingsverzoek niet aannemelijk.
principale grief 3richt zich tegen het oordeel dat de aan [verzoeker] aangeboden functie van MAA passend was. Met de
principale grief 5komt [verzoeker] op tegen het oordeel – samengevat - dat hij niet in aanmerking komt voor de voorzieningen van de LOR 2012 omdat hij geweigerd heeft de door Shell aangeboden passende functie van MAA te aanvaarden. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling, als volgt.
“Aanbieden passende functie”) bepaalt voor zover relevant:
“passend”is en (ii) of het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [verzoeker] het recht op bedoelde schadeloosstelling is ontzegd.
“passende functie”in art. 9 lid 3 Ontslagregeling medebepalend te laten zijn voor de uitleg van
“passend”in de LOR 2012. Een aanknoping daarvoor is in de LOR 2012 niet te lezen.
functievan de werknemer met de aangeboden functie. Daarvoor is in de tekst van de LOR 2012 geen aanknoping te vinden. Het gaat er om de
kwaliteiten van de werknemerte vergelijken met de functiekenmerken van de aangeboden functie. Dat neemt vanzelfsprekend niet weg dat de kwaliteiten van [verzoeker] mede worden bepaald door het feit dat hij naar behoren heeft gefunctioneerd in de functie van Head Marine Services in Gabon.
“passend”ligt de nadruk op het
beschikken over de kwaliteitenom de functie van MAA te vervullen. Immers, bij verschillen tussen de functiekenmerken en de kwaliteiten van de werknemer is bepaald dat de functie toch passend is als deze “
verschillen binnen afzienbare periode (circa 6 maanden) overbrugbaar zijn”.Het ligt niet voor de hand dat dit ook ziet op de situatie waarin een werknemer overgekwalificeerd is en de functie daarom binnen de
“afzienbare periode”wordt opgewaardeerd om de verschillen te overbruggen. Een redelijke uitleg brengt wel mee dat wordt voorkomen dat functies waarvoor de werknemer duidelijk overgekwalificeerd is als passend worden aangemerkt.
“passend”niet om vergelijking van functies, maar om een vergelijking van functiekenmerken en de kwaliteiten van de werknemer (zie hiervoor r.o. 23).
“met de door de Bestuurder gegrond verklaarde redenen omkleedt”.Van door de bestuurder gegrond verklaarde redenen is geen sprake.
principale grief 4betoogt [verzoeker] dat de kantonrechter de ontbinding had moeten uitspreken rekening houdend met een opzegtermijn van vier maanden, zonder daarbij rekening te houden met – kort gezegd – de proceduretijd omdat SIEP ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Deze grief faalt. Van ernstig verwijtbaar handelen van SIEP is geen sprake. Er dient dus wel rekening te worden gehouden met de proceduretijd. Ook als wordt uitgegaan van een opzegtermijn van vier maanden is vanwege de proceduretijd de einddatum 1 december 2016, zoals door de kantonrechter uitgesproken.
principale grief 6betoogt [verzoeker] dat hem vanwege ernstig verwijtbaar handelen van SIEP een billijke vergoeding moet worden toegekend op grond van
art. 7:671b lid 8 onderdeel c BW. Deze grief faalt omdat van ernstig verwijtbaar handelen van SIEP geen sprake is.
Beslissing
- verwerpt het principaal hoger beroep;
- wijst de vorderingen van [verzoeker] af;
- veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, aan de zijde van SIEP tot op heden begroot op € 716,-- aan griffierecht en € 1.788,-- aan salaris advocaat.