10.2Eiser betoogt dat op grond van de conclusie van de deskundige niet kan worden uitgesloten dat zich een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM zal voordoen als eiser geen beschikking heeft over haloperidol. Volgens de onafhankelijk deskundige wordt, in het geval haloperidol gestopt wordt, het risico op ‘enig gevaar’ groter dan met haloperidol. Gelet hierop dient verweerder te onderzoeken in hoeverre haloperidol in Nigeria voor eiser beschikbaar en toegankelijk is. Dat heeft verweerder tot nu toe niet gedaan, dus is onzorgvuldig gehandeld. Uit het rapport van de onafhankelijk psychiater blijkt verder dat eiser is aangesloten bij een kerkgenootschap, waarvoor hij vrijwilligerswerk heeft gedaan en dat hij bij verergering van de stemmen in zijn hoofd kan terugvallen op de steunstructuur van de kerkgemeenschap. Dit vormt een onderbouwing van de belangrijke steun die eiser van deze gemeenschap heeft en van de sterke banden die hij daardoor in Nederland heeft opgebouwd. Eiser handhaaft dan ook zijn beroep op artikel 8 van het EVRM, dat volgens eiser gezien het arrest Paposhvili ook in deze zaak moet worden meegenomen. Eiser voert ten slotte aan dat de onafhankelijk psychiater weliswaar aangeeft dat na onderzoek niet wordt ingeschat dat eiser zich op korte of langere termijn gaat suïcideren, maar het is onduidelijk of er daarbij vanuit wordt gegaan dat eiser het medicijn haloperidol kan blijken gebruiken. Omdat de deskundige heeft gezegd dat er risico is op enig gevaar zonder haloperidol, kan niet worden geconcludeerd dat een medische noodsituatie op korte termijn kan worden uitgesloten.
Beoordeling van het deskundigenrapport door de rechtbank
11. Ook voor de beoordeling van het deskundigenrapport geldt dat de rechtbank dient vast te stellen of dit rapport - naar wijze van totstandkoming – zorgvuldig en – naar inhoud – inzichtelijk en concludent is. De rechtbank is van oordeel dat dat het geval is. De conclusie van het deskundigenrapport is dat bij het wegvallen van de behandeling geen medische noodsituatie zal ontstaan. Daartoe heeft de deskundige overwogen dat eiser bij het stoppen van de medicatie weliswaar risico zal lopen op enig gevaar dat groter is dan wanneer hij deze medicatie wel blijft slikken, maar de kans op gevaar wordt niet groot geacht. Uit het rapport volgt dat eiser PTSS klachten heeft, maar dat hij deze goed onder controle lijkt te hebben door aangeleerde coping mechanismen, medicatie en – als het toch minder gaat – steun van de kerkgenootschap. Het ter zitting door eiser gedane betoog dat het deskundigenrapport niet inzichtelijk is omdat hierin niet duidelijk is opgenomen wat er gebeurt als eiser geen medicatie meer krijgt, volgt de rechtbank niet. Voor eisers stelling dat het wegvallen van de medicatie mogelijk kan leiden tot suïcide gevaar vindt de rechtbank geen aanknopingspunten in het deskundigenrapport. De deskundige vermeldt in zijn rapport expliciet dat eisers behandeling niet gericht is (geweest) op mogelijk suïcidaal gedrag en ook uit de overige beschikbare medische informatie blijkt dit niet. Ook is niet gebleken van door eiser ondernomen en gedocumenteerde suïcide pogingen.Ook eisers betoog dat inzichtelijkheid van het deskundigenrapport ontbreekt omdat door de deskundige niet is ingegaan op de vraag wat het voor eiser betekent als hij geen steun meer krijgt van het kerkgenootschap waarbij hij is aangesloten, volgt de rechtbank niet. Uit het rapport volgt dat het zwaartepunt voor de conclusie van de deskundige dat bij het uitblijven van behandeling geen medische noodsituatie zal ontstaan, ligt bij de door eiser aangeleerde coping mechanismen. De steun die eiser ondervindt van het kerkgenootschap, wordt door de onafhankelijk deskundige niet als voorwaarde hiervoor benoemd. Eiser heeft daarnaast niet aannemelijk gemaakt dat de steun van de kerkgenootschap noodzakelijk is voor zijn welbevinden dan wel dat hij die steun in zijn land van herkomst niet zou kunnen krijgen.
Geen medische noodsituatie, dus geen schending van artikel 3 van het EVRM
12. Gelet op de bevindingen van de door de rechtbank ingeschakelde deskundige is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat in dit geval geen sprake is van een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM. Het achterwege blijven van behandeling zal ook volgens de deskundige immers niet leiden tot een medische noodsituatie. Gelet hierop bestaat er op grond van het in paragraaf A3/7.1.3 van de Vc vastgelegde beleid voor verweerder geen aanleiding om te onderzoeken of behandelmogelijkheden aanwezig zijn in het land van herkomst. Uit de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2017volgt dat deze beoordelingswijze in overeenstemming is met het arrest van het EHRM in de zaak Paposhvili.
Artikel 8 van het EVRM
13. Uit de uitspraak van de Afdeling van 15 augustus 2018volgt verder dat verweerder, anders dan eiser heeft betoogd, bij de beoordeling van een aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vw niet is gehouden te toetsen aan artikel 8 van het EVRM. Artikel 64 van de Vw verplicht verweerder alleen te beoordelen of de uitzetting wegens medische beletselen achterwege moet worden gelaten. Dat in het arrest Paposhvili is ingegaan op artikel 8 van het EVRM, doet daaraan niet af, reeds omdat in de zaak die aan dat arrest ten grondslag lag een ander beoordelingskader aan de orde was.
Conclusie: de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit blijven in stand
14. Het voorgaande betekent dat verweerder eiser op grond van de feiten en omstandigheden zoals bekend tot de sluiting van het onderzoek ter zitting door de rechtbank, geenuitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw hoeft te verlenen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit volledig in stand kunnen blijven.