ECLI:NL:RBDHA:2018:16370

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2018
Publicatiedatum
9 mei 2019
Zaaknummer
NL18.17915
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en samenwerkingsverplichting in het bestuursrecht met betrekking tot Syriërs

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 november 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, geboren in 1975 en van onbekende nationaliteit, een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd indiende. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a van de Vreemdelingenwet 2000, omdat eiseres geen nieuwe elementen had aangevoerd die aanleiding gaven tot een ander oordeel dan in eerdere afwijzende besluiten. Eiseres had eerder een aanvraag ingediend die was afgewezen, en haar beroep tegen die afwijzing was door de Raad van State bevestigd.

Eiseres voerde aan dat er wel nieuwe elementen waren, waaronder een uittreksel bevolkingsregister uit Syrië en verklaringen over haar ervaringen in Turkije. De rechtbank oordeelde dat de door eiseres overgelegde documenten niet als nieuwe elementen konden worden aangemerkt, omdat deze niet authentiek waren bevonden. De rechtbank erkende dat verweerder zorgvuldig had gehandeld en aan zijn samenwerkingsverplichting had voldaan door diverse onderzoeken te verrichten. Echter, gezien de unieke omstandigheden van de zaak, waaronder het risico op schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Syrië, oordeelde de rechtbank dat nader onderzoek noodzakelijk was. De rechtbank verzocht verweerder om een tweede taalanalyse uit te voeren om de herkomst van eiseres vast te stellen.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, maar kende geen proceskostenveroordeling toe aan eiseres, omdat verweerder niet onzorgvuldig had gehandeld. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid en het belang van het vaststellen van de herkomst van asielzoekers, vooral in situaties waarin mensenrechten in het geding zijn.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.17915

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

(gemachtigde: mr. H. Yousef),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Jansen).

ProcesverloopBij besluit van 27 september 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, aanhef en onder d van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is geregistreerd onder het zaaknummer NL18.17916.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, plaatsgevonden op 26 oktober 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres, geboren op [geboortedag] 1975 en van onbekende nationaliteit, heeft eerder op 18 juni 2014 een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 16 december 2014 afgewezen. Voor zover hier van belang heeft verweerder aan die afwijzing ten grondslag gelegd dat een onderzoek over de herkomst van eiseres alsmede een taalanalyse de gerezen twijfel over de gestelde herkomst van eiseres niet weg hebben kunnen nemen.
2. Het tegen dit besluit ingestelde beroep is bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 17 december 2015, waarin ook de in beroep aangevoerde contra-expertise op de taalanalyse is beoordeeld, ongegrond verklaard. Deze uitspraak is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) op 29 maart 2016 bevestigd. Het besluit van 16 december 2014 staat hiermee in rechte vast.
3. Op 25 september 2018 heeft eiseres de huidige opvolgende aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Ter onderbouwing van die aanvraag heeft eiseres een uittreksel bevolkingsregister uit Syrië van 8 september 2016 overgelegd, een kopie van haar medische dossier en een uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 22 december 2017. Daarnaast heeft zij verklaard dat zij wel de Arabische taal spreekt en dat zij tijdens haar reis van Syrië naar Nederland in Turkije slachtoffer is geworden van seksuele uitbuiting, waarover zij ten tijde van haar eerste procedure uit schaamte niet heeft durven verklaren.
4. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres bij het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, aanhef en onder d van de Vw 2000, omdat eiseres geen nieuw gebleken elementen of bevindingen aan haar aanvraag ten grondslag heeft gelegd die aanleiding moeten geven tot een ander oordeel dan is weergegeven in het eerdere afwijzende besluit.
5. Eiseres heeft aangevoerd dat er wel sprake is van nieuwe elementen en bevindingen. Zij heeft voldaan aan haar bewijsplicht door originele documenten over te leggen. Zij had niet kunnen weten dat het document hoogstwaarschijnlijk niet is afgegeven door de daartoe bevoegde instantie. Eiseres heeft hiermee voldoende aangetoond dat zij de Turkse nationaliteit niet heeft. Het feit dat zij Arabisch spreekt is ook een nieuw feit. Verweerder had opnieuw een taalanalyse moeten laten uitvoeren in het Arabisch, zodat eiseres had kunnen aantonen dat zij uit Syrië komt. Ook had verweerder het feit dat eiseres mogelijk slachtoffer is geweest van mensenhandel als nieuw element moeten aanmerken. Eiseres heeft ook haar medische dossier overgelegd, omdat dit duidelijk maakt dat zij vanwege haar medische situatie niet eerder in staat was om over haar nare ervaringen in Turkije te verklaren. Eiseres ontkent dat zij de Turkse nationaliteit heeft. Verweerder had hieromtrent bij de Turkse ambassade nadere informatie kunnen vragen. Tenslotte had verweerder moeten toetsen aan artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), nu eiseres het risico loopt om teruggestuurd te worden naar Syrië.
6. Als er geen relevante wijziging van het recht is, toetst de rechter aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden of verweerder de aanvraag niet ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard met toepassing van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d van de Vw. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 22 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1759). Nieuwe elementen of bevindingen zijn feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en dus moesten worden aangevoerd. Daaronder vallen ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden die niet vóór het nemen van dat eerdere besluit konden en dus moesten worden overgelegd.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres met het door haar overgelegde document geen nieuwe elementen of bevindingen aan haar aanvraag ten grondslag heeft gelegd die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
8. Bureau Documenten heeft het door eiseres overgelegde uittreksel geboorteregister uit Syrië onderzocht. Uit de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 25 april 2018 is gebleken dat het uittreksel hoogstwaarschijnlijk niet is opgemaakt en afgegeven door een daartoe bevoegde autoriteit en dat de legalisatie van het Syrische ministerie van buitenlandse zaken vals is. Het onderzoek door Bureau Documenten is volgens vaste rechtspraak een deskundigenadvies. De enkele stelling van eiseres dat zij door dit document over te leggen heeft voldaan aan haar bewijsplicht, is onvoldoende voor de conclusie dat verweerder het onderzoek niet ten grondslag had mogen leggen aan het bestreden besluit. Nu uit het onderzoek blijkt dat er geen sprake is van een authentiek document, kan het uittreksel reeds hierom niet worden aangemerkt als nieuw element dat de herkomst van eiseres kan onderbouwen.
9. De rechtbank stelt voorts vast dat verweerder eiseres al meerdere malen tegemoet is gekomen en invulling heeft gegeven aan zijn samenwerkingsplicht door middel van het doen van onderzoeken. Zo heeft verweerder een onderzoek naar de herkomst van eiseres verricht, is er een taalanalyse gedaan in het Kermanji, de moedertaal van eiseres, en heeft verweerder het in de huidige procedure overgelegde uittreksel persoonsregister door Bureau Documenten laten onderzoeken. Niet kan worden volgehouden dat verweerder de samenwerkingsverplichting niet is nagekomen. Hetzelfde geldt voor de stelling van eiseres dat verweerder onderzoek had kunnen doen bij de Turkse ambassade omtrent de nationaliteit van eiseres. De rechtbank merkt op dat het aan eiseres is om haar nationaliteit en/of herkomst aan te tonen.
10. De verklaringen van eiseres over de nare ervaringen in Turkije die duiden op mensenhandel in verband waarmee eiseres ook haar medische dossier heeft overgelegd, kunnen evenmin worden aangemerkt als nieuwe elementen of bevindingen. Immers deze verklaringen kunnen de gestelde herkomst van eiseres uit Syrië niet onderbouwen, zodat de verklaringen alsmede het medisch dossier niet kunnen leiden tot een nieuwe inhoudelijke beoordeling van haar asielaanvraag.
11. Eiseres heeft aangevoerd dat er zich, in het licht van de gestelde nieuwe feiten, bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 83.0a van de Vw 2000 voordoen, zodat verweerder de zaak inhoudelijk had moeten toetsen aan het beleid ten aanzien van Syriërs.
12. Als dergelijke bijzondere omstandigheden zich voordoen, toetst de rechter het bestreden besluit – ook al is geen sprake van nieuwe elementen of bevindingen – alsof het een eerste afwijzing is. De rechtbank ziet hiertoe aanleiding en overweegt dienaangaande als volgt.
13. De rechtbank stelt allereerst vast dat gelet op de door eiseres verschafte informatie waar verweerder over beschikte tijdens de besluitvorming het bestreden besluit in beginsel rechtmatig is genomen door verweerder. Verweerder heeft gezien de tegemoetkoming aan eiseres door middel van het verrichten van diverse onderzoeken ruimschoots voldaan aan de samenwerkingsverplichting en ook zonder meer zorgvuldig gehandeld. De rechtbank heeft dit ter zitting aan eiseres voorgehouden en heeft gevraagd welke inspanningen eiseres zelf heeft verricht om haar relaas te onderbouwen. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres desgevraagd uitvoerig – en veel uitvoeriger dan in het beroepschrift – toegelicht dat zij en eiseres zich grote inspanningen hebben getroost om de gestelde Syrische herkomst van eiseres aannemelijk te maken, maar dat die niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Zo heeft eiseres met een tolk de Turkse ambassade bezocht, waar men haar, naar haar zeggen, niet erkende als Turkse onderdaan en is er tevergeefs contact gezocht met een Koerdische linguïst in Londen om een taalonderzoek te laten verrichten. Eiseres heeft getracht dit met documenten te onderbouwen, maar is hierin niet geslaagd omdat zij afhankelijk is van derden. De rechtbank acht verder van – doorslaggevend – belang dat de gemachtigde ter zitting heeft verklaard zij uit dezelfde streek afkomstig is als eiseres. Eiseres stelt dat zij, anders dan zij tijdens de eerste procedure heeft verklaard, de Arabische taal wel spreekt. Gedurende de tweede asielprocedure heeft deze gemachtigde eiseres bijgestaan en voortdurend de taal uit de gestelde herkomststreek met eiseres gesproken. Eiseres heeft verklaard dat zij door haar vader is opgevoed met een verbod om als Yezidi Arabisch te praten, hetgeen een cultureel ingeprent verschijnsel is dat eiseres pas gaandeweg haar verblijf hier te lande heeft kunnen loslaten. De rechtbank heeft eiseres voorgehouden dat, indien zij deze informatie eerder naar voren had gebracht, verweerder bij de besluitvorming hiermee rekening had kunnen houden. Omdat dit pas op zitting en naar aanleiding van vragen van de rechtbank naar voren is gebracht wordt verweerder niet verweten dat onvoldoende op deze door eiseres gegeven toelichting op de standpunten is ingegaan. De rechtbank acht zich echter niet alleen bevoegd, maar ook gehouden om het risico op een schending van artikel 3 van het EVRM vol te toetsen en ook de eerst in dit stadium verkregen informatie bij haar uitspraak te betrekken.
14. De rechtbank geeft zich rekenschap van het feit dat de gemachtigde van eiseres geen deskundige is op taalkundig gebied, maar heeft geen enkele reden om aan de toelichting van de gemachtigde van eiseres te twijfelen. De gemachtigde heeft aangegeven en toegelicht dat de (moeder)taal die eiseres spreekt specifiek is voor de door eiseres gestelde herkomst die tevens de herkomst van de gemachtigde is. Op de indringende vragen van de rechtbank aan eiseres en haar gemachtigde waarom eiseres dit niet heeft kunnen vertellen in de eerste procedure heeft eiseres dit nader toegelicht. Zij heeft in de procedure verteld dat ze zich schaamde. Op vragen van de rechtbank hoe schaamte in verband staat met het al dan niet beheersen van een taal heeft eiseres overtuigend verklaard. De gemachtigde van eiseres heeft uit eigen wetenschap verklaard hoe gevoelig het spreken van de Arabische taal voor Yezidi is. Deze uitleg sluit aan bij het relaas zoals eiseres dit ook in de eerste procedure naar voren heeft gebracht. De rechtbank sluit verder niet uit dat de medische en psychische situatie waarin eiseres ten tijde van de inreis verkeerde een rol heeft gespeeld bij haar terughoudendheid om op dit aspect volledig te verklaren. Weliswaar blijkt uit het medisch dossier niet dat zij niet in staat was om te worden gehoord, maar wel voldoende aannemelijk is geworden dat sprake is van enige medische en psychische problematiek. De rechtbank sluit niet uit dat deze problematiek in de weg heeft gestaan aan het inzien dat zij in vrijheid kan en ook moest verklaren dat zij Arabisch spreekt.
15. De rechtbank is zich er voorts van bewust dat indien, zoals in het onderhavige geval, verweerder een besluit neemt dat op zichzelf juridisch verdedigbaar en houdbaar is, een gegrondverklaring van het beroep wringt. Echter, gelet op de specifieke en unieke omstandigheden van dit geval en gelet op het feit dat een reëel en voorzienbaar risico op schending van artikel 3 van het EVRM aan de orde is bij terugkeer naar Syrië, komt de rechtbank tot de slotsom dat nader onderzoek geboden is. Hoewel uitganspunt is dat eiseres, zeker bij een herhaalde aanvraag, zelf haar herkomst aannemelijk maakt, acht de rechtbank in dit geval verweerder de meest gerede partij om nader onderzoek te verrichten. Eiseres heeft alles gedaan wat zij kon en verweerder heeft, hoewel strikt genomen daartoe juridisch niet gehouden, eenvoudigweg nog wel nadere onderzoeksmogelijkheden zoals bijvoorbeeld het aanbieden van een tweede taalanalyse. Het belang van vaststellen van de herkomst van eiseres prevaleert in dit specifieke geval boven het belang van het waarderen van de procedurele regels omtrent de bewijslast en het voor rekening van eiseres laten komen dat in een eerste procedure niet goed is geprocedeerd. De belangen die tegenover elkaar staan zijn het voorkomen van precedentwerking en het maken van kosten van een taalanalyse tegenover het recht om gevrijwaard te zijn van schending van artikel 3 van het EVRM.
De rechtbank betrekt hierbij dat de toelichting van de gemachtigde van eiseres deze zaak dermate uniek maakt dat de kans op een geslaagd beroep op deze uitspraak in een andere procedure nagenoeg nihil is. De kosten van een taalanalyse wegen niet op tegen het onthouden van bescherming voor zover eiseres uit Syrië afkomstig blijkt te zijn. De rechtbank verzoekt verweerder dan ook om in deze uitzonderlijke en unieke situatie eiseres door middel van een tweede taalanalyse in de gelegenheid te stellen om alsnog haar herkomst aannemelijk te maken en om hierover in overleg te treden met de gemachtigde van eiseres.
16. De rechtbank concludeert dat het besluit, gelet op de ten tijde van het nemen van het besluit beschikbare informatie en gelet op de zorgvuldige werkwijze van verweerder, rechtens niet onjuist is. Nu er door de toelichting van de gemachtigde van eiseres echter concrete aanknopingspunten bestaan om aan te nemen dat de uitkomst van deze procedure bij het in stand laten van dit besluit met zich brengt dat eiseres gehouden zal zijn terug te keren naar Syrië kan de rechtbank, om een reëel en voorzienbare schending van artikel 3 van het EVRM te voorkomen, niet anders dan het beroep gegrond verklaren en verweerder verzoeken om als meest gerede partij nogmaals nader onderzoek te verrichten.
Verweerder zal niet worden veroordeeld in de kosten van de procedure omdat verweerder niet wordt verweten dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld of niet juist heeft beslist.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • kent geen proceskostenveroordeling toe.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
drs. A.C.H. Handels, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
29 november 2018
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.