ECLI:NL:RBDHA:2018:16269
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 september 2018 uitspraak gedaan in het beroep van een eiser, geboren op een onbekende datum en van Bahreinse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser de beroepsgronden niet binnen de daarvoor gestelde termijn in het digitale systeem van de rechtbank heeft geüpload. De rechtbank heeft het Rechtspraak Servicecentrum (RSC) verzocht om nader onderzoek te verrichten naar het tijdstip van de upload, maar de onderzoeksresultaten toonden aan dat de gronden niet tijdig waren ingediend. De rechtbank heeft geen reden gezien om deze termijnoverschrijding verschoonbaar te achten, en er zijn geen bijzondere feiten of omstandigheden gebleken die aanleiding zouden geven om de termijnoverschrijding te negeren, zoals vereist in het arrest van het EHRM van 19 februari 1998 (Bahaddar). Hierdoor heeft de rechtbank het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard.
De procesgang begon met een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 23 augustus 2017, waarin de aanvraag van de eiser werd afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar dit werd in een eerdere uitspraak van 20 september 2017 niet-ontvankelijk verklaard. Na hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak teruggewezen naar de rechtbank voor nader onderzoek. De rechtbank heeft vervolgens de loggegevens opgevraagd en aanvullende rapportages ontvangen van Spir-it, die bevestigden dat er geen gronden waren ingediend op de gestelde datum.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij tijdig de gronden van beroep heeft ingediend. De rechtbank heeft de proceskosten van het hoger beroep vastgesteld op € 501,- en deze vergoed door de verweerder, aangezien het hoger beroep terecht was ingesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.