3.1De eerste vraag die dient te worden beantwoord, is of tussen partijen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Het antwoord op die vraag luidt ontkennend, en daartoe wordt als volgt overwogen.
Allereerst rijst de vraag welke van beide verwerende partijen in de ogen van [verzoeker] zelf dient te worden aangemerkt als zijn werkgever. Enig schriftelijk stuk waaruit dat kan blijken, is niet voorhanden. Weliswaar is namens verweerders ter zitting gezegd dat, indien er al sprake is van enige arbeidsovereenkomst, hetgeen wordt betwist, die arbeidsovereenkomst dan zou bestaan tussen [verzoeker] en Multiservice, doch daarmee wordt slechts duidelijk dat een eventuele arbeidsovereenkomst
nietheeft te gelden tussen [verzoeker] en Blue.
Verweerders hebben aangevoerd dat met [verzoeker] een vorm van samenwerking in de schoonmaakbranche is afgesproken, na een eerder faillissement van vennootschappen waarvan (ook) [verzoeker] directeur/groot aandeelhouder was. Met de curator van de gefailleerde vennootschappen is overeengekomen dat bepaalde activa uit de boedel door Blue zouden worden overgenomen, en dat [verzoeker] op grond van opdracht werkzaamheden zou verrichten vanuit een nog op te richten vennootschap, Mammoet Holding B.V. Die vennootschap is opgericht, en de aandelen van deze vennootschap zijn op 15 augustus 2018 aan [verzoeker] overgedragen. Bij wege van voorschot op de na oprichting van Mammoet Holding B.V. door deze vennootschap aan [verzoeker] te betalen managementvergoeding, zou (tijdelijk) door Multiservice een voorschot op de managementvergoeding aan [verzoeker] worden betaald van
€ 3.500,- per maand. Het is juist dat aan [verzoeker] “loonspecificaties” zijn verstrekt, maar dat is op verzoek gedaan van [verzoeker] , die aldus in verband met zijn hypotheekaftrek aan de fiscus zou kunnen laten zien dat hij “loon” genoot, aldus (samengevat) verweerders.
[verzoeker] heeft het voorgaande niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken. Gelet op het gemotiveerde verweer van verweerders, had het op de weg van [verzoeker] gelegen om feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit zou kunnen blijken dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Weliswaar heeft hij er op gewezen dat hij instructies kreeg van de heer [betrokkene] van Multiservice, en dat hij met hem ook over verlof diende te overleggen, doch dat is, gelet op het hiervoor weergegeven verweer van Multiservice niet voldoende, omdat de kantonrechter met verweerders van oordeel is dat het geven van instructies en het overleg ook past in het kader van de door verweerders beschreven samenwerking en de daarbij behorende opdrachten. De voor een arbeidsovereenkomst vereiste gezagsverhouding is in hetgeen door [verzoeker] is aangevoerd dus ontoereikend. Dat geldt ook voor de “loonspecificatie” waarop [verzoeker] zich ter onderbouwing van de door hem gestelde arbeidsovereenkomst heeft beroepen. Die loonspecificatie, door [verzoeker] als productie overgelegd, is afkomstig van Mammoet Holding B.V. Dat is niet één van de twee verweerders, zodat die loonspecificatie niet kan dienen als bewijs van een arbeidsovereenkomst met één van verweerders, dan wel met Multiservice, nog los van het verweer dat op dat punt is gevoerd (nodig voor hypotheekaftrek, en de betaling betrof voorschot op managementvergoeding), op welk verweer [verzoeker] slechts ontkennend, maar niet gemotiveerd heeft gereageerd. Dat sprake is van het voor een arbeidsovereenkomst vereiste “loon”, is met het beroep op de “loonspecificatie” dan ook niet komen vast te staan. Ook uit de “opleidingsovereenkomst” kan niet zonder meer worden afgeleid dat tussen [verzoeker] en één van verweerders een arbeidsovereenkomst bestaat, omdat een opleidingsovereenkomst, zonder toelichting, die ontbreekt, niets zegt over de vereisten waaraan moet zijn voldaan, wil er sprake zijn van een arbeidsovereenkomst.
De slotsom is dat [verzoeker] zijn stellingen dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, gelet op het gemotiveerde verweer daartegen, onvoldoende heeft onderbouwd. Van een arbeidsovereenkomst is dus niet gebleken. Dat betekent dat de verzoeken (die alle het bestaan van een arbeidsovereenkomst veronderstellen) dienen te worden afgewezen.
Het voorwaardelijk gedane verzoek van verweerders om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, voor zover in deze procedure mocht worden vastgesteld dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, kan, gelet op de overweging dat van een arbeidsovereenkomst geen sprake is, onbesproken blijven.
[verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten dienen te worden veroordeeld.