ECLI:NL:RBDHA:2018:16241

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2018
Publicatiedatum
4 maart 2019
Zaaknummer
7228833/18-50520
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet en arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 november 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker] tot vernietiging van een ontslag op staande voet. [verzoeker] stelde dat hij op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam was en dat deze onterecht was opgezegd wegens een dringende reden, namelijk misbruik van een tankpas. Hij verzocht om toelating tot de bedongen arbeid, doorbetaling van salaris en een billijke vergoeding. De verweerders, Blue Holding B.V. en AA Multiservice B.V., betwistten het bestaan van een arbeidsovereenkomst en voerden aan dat er enkel sprake was van een samenwerking in de schoonmaakbranche. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen arbeidsovereenkomst bestond tussen [verzoeker] en de verweerders. De rechter oordeelde dat [verzoeker] onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst. De verzoeken van [verzoeker] zijn afgewezen en hij is veroordeeld in de proceskosten van de verweerders, vastgesteld op € 400,- aan salaris voor de gemachtigde. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
Zaaknummer: 7228833/18-50520
Uitspraakdatum: 29 november 2018
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker] ,wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: “ [verzoeker] ”,
gemachtigde: Mr A.A.M. Roza-Verwijs,
tegen

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Blue Holding B.V,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AA Multiservice B.V.
beiden gevestigd te Rijswijk,
verwerende partijen,
hierna te noemen: “Blue” respectievelijk “Multiservice”, dan wel “verweerders”.
gemachtigde: Mr D.J. Bosboom.

1.Het procesverloop

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 25 september 2018, met producties;
- het verweerschrift, met producties;
- de bief van Mr A.A.M. Roza-Verwijs van 11 oktober 2018, met producties.
1.2.
Op 18 oktober heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. Partijen zijn ter zitting verschenen, vergezeld van hun gemachtigden. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zich in het procesdossier bevinden.

2.Het verzoek, grondslag en verweer

2.1
[verzoeker] verzoekt na wijziging van het verzoek, samengevat weergegeven, de vernietiging van het naar zijn stellingen aan hem gegeven ontslag op staande voet, toelating tot de bedongen arbeid, en doorbetaling van het overeengekomen salaris. Subsidiair verzoekt hij een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst en de veroordeling tot betaling van een billijke vergoeding, en, meer subsidiair, de betaling van een billijke vergoeding.
[verzoeker] stelt daartoe (samengevat) dat hij werkzaam is op basis van een arbeidsovereenkomst, die onterecht is opgezegd wegens een dringende reden. Die reden zou zijn gelegen in door [verzoeker] gepleegd misbruik van de hem ter beschikking gestelde tankpas. [verzoeker] erkent dat hij de hem in het kader van zijn werk ter beschikking gestelde tankpas een aantal malen heeft gebruikt, maar stelt dat hij daarvoor toestemming had, zodat van een dringende reden volgens hem geen sprake is.
Blue en Multiservice voeren gemotiveerd verweer, waarop hierna, voor zover nodig zal worden ingegaan.

3.De beoordeling

3.1
De eerste vraag die dient te worden beantwoord, is of tussen partijen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Het antwoord op die vraag luidt ontkennend, en daartoe wordt als volgt overwogen.
Allereerst rijst de vraag welke van beide verwerende partijen in de ogen van [verzoeker] zelf dient te worden aangemerkt als zijn werkgever. Enig schriftelijk stuk waaruit dat kan blijken, is niet voorhanden. Weliswaar is namens verweerders ter zitting gezegd dat, indien er al sprake is van enige arbeidsovereenkomst, hetgeen wordt betwist, die arbeidsovereenkomst dan zou bestaan tussen [verzoeker] en Multiservice, doch daarmee wordt slechts duidelijk dat een eventuele arbeidsovereenkomst
nietheeft te gelden tussen [verzoeker] en Blue.
Verweerders hebben aangevoerd dat met [verzoeker] een vorm van samenwerking in de schoonmaakbranche is afgesproken, na een eerder faillissement van vennootschappen waarvan (ook) [verzoeker] directeur/groot aandeelhouder was. Met de curator van de gefailleerde vennootschappen is overeengekomen dat bepaalde activa uit de boedel door Blue zouden worden overgenomen, en dat [verzoeker] op grond van opdracht werkzaamheden zou verrichten vanuit een nog op te richten vennootschap, Mammoet Holding B.V. Die vennootschap is opgericht, en de aandelen van deze vennootschap zijn op 15 augustus 2018 aan [verzoeker] overgedragen. Bij wege van voorschot op de na oprichting van Mammoet Holding B.V. door deze vennootschap aan [verzoeker] te betalen managementvergoeding, zou (tijdelijk) door Multiservice een voorschot op de managementvergoeding aan [verzoeker] worden betaald van
€ 3.500,- per maand. Het is juist dat aan [verzoeker] “loonspecificaties” zijn verstrekt, maar dat is op verzoek gedaan van [verzoeker] , die aldus in verband met zijn hypotheekaftrek aan de fiscus zou kunnen laten zien dat hij “loon” genoot, aldus (samengevat) verweerders.
[verzoeker] heeft het voorgaande niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken. Gelet op het gemotiveerde verweer van verweerders, had het op de weg van [verzoeker] gelegen om feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit zou kunnen blijken dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Weliswaar heeft hij er op gewezen dat hij instructies kreeg van de heer [betrokkene] van Multiservice, en dat hij met hem ook over verlof diende te overleggen, doch dat is, gelet op het hiervoor weergegeven verweer van Multiservice niet voldoende, omdat de kantonrechter met verweerders van oordeel is dat het geven van instructies en het overleg ook past in het kader van de door verweerders beschreven samenwerking en de daarbij behorende opdrachten. De voor een arbeidsovereenkomst vereiste gezagsverhouding is in hetgeen door [verzoeker] is aangevoerd dus ontoereikend. Dat geldt ook voor de “loonspecificatie” waarop [verzoeker] zich ter onderbouwing van de door hem gestelde arbeidsovereenkomst heeft beroepen. Die loonspecificatie, door [verzoeker] als productie overgelegd, is afkomstig van Mammoet Holding B.V. Dat is niet één van de twee verweerders, zodat die loonspecificatie niet kan dienen als bewijs van een arbeidsovereenkomst met één van verweerders, dan wel met Multiservice, nog los van het verweer dat op dat punt is gevoerd (nodig voor hypotheekaftrek, en de betaling betrof voorschot op managementvergoeding), op welk verweer [verzoeker] slechts ontkennend, maar niet gemotiveerd heeft gereageerd. Dat sprake is van het voor een arbeidsovereenkomst vereiste “loon”, is met het beroep op de “loonspecificatie” dan ook niet komen vast te staan. Ook uit de “opleidingsovereenkomst” kan niet zonder meer worden afgeleid dat tussen [verzoeker] en één van verweerders een arbeidsovereenkomst bestaat, omdat een opleidingsovereenkomst, zonder toelichting, die ontbreekt, niets zegt over de vereisten waaraan moet zijn voldaan, wil er sprake zijn van een arbeidsovereenkomst.
De slotsom is dat [verzoeker] zijn stellingen dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, gelet op het gemotiveerde verweer daartegen, onvoldoende heeft onderbouwd. Van een arbeidsovereenkomst is dus niet gebleken. Dat betekent dat de verzoeken (die alle het bestaan van een arbeidsovereenkomst veronderstellen) dienen te worden afgewezen.
Het voorwaardelijk gedane verzoek van verweerders om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, voor zover in deze procedure mocht worden vastgesteld dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, kan, gelet op de overweging dat van een arbeidsovereenkomst geen sprake is, onbesproken blijven.
[verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten dienen te worden veroordeeld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
- wijst de verzoeken van [verzoeker] af;
- veroordeelt [verzoeker] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van verweerders vastgesteld op € 400,- aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door Mr O. van der Burg, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2018 in aanwezigheid van de griffier.