ECLI:NL:RBDHA:2018:16221
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen beslissing over arbeidsongeschiktheid en WGA-loonaanvullingsuitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de mate van arbeidsongeschiktheid en de WGA-loonaanvullingsuitkering. Eiser, die sinds 2011 arbeidsongeschikt is door lichamelijke en psychische klachten als gevolg van de ziekte van Lyme, heeft in het verleden verschillende uitkeringen ontvangen. In een besluit van 13 oktober 2017 heeft het Uwv vastgesteld dat eiser per 5 oktober 2017 meer arbeidsgeschikt is, maar dat de hoogte van zijn WGA-loonaanvullingsuitkering niet wijzigt. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat heeft geleid tot een herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. In het bestreden besluit van 20 april 2018 heeft het Uwv het bezwaar van eiser gegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 juni 2016 vastgesteld op 76,5%.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onjuist is. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld, waaronder de claim dat de verzekeringsarts onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn medische situatie en dat er geen beperking is geduid ten aanzien van concentratie. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen zorgvuldig hebben gehandeld en dat de rapporten voldoende duidelijk zijn. De rechtbank concludeert dat de medische beoordeling van de arbeidsongeschiktheid op goede gronden berust en dat de door het Uwv geduide functies passend zijn voor eiser. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.