Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] ,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Procesverloop
Overwegingen
Op 15 oktober 2014 is namens eiser een tweede asielaanvraag ingediend. Ook deze aanvraag is door verweerder afgewezen. Deze procedure is geëindigd bij uitspraak van de Afdeling van 13 februari 2015.
Aan [naam 1] is op 25 juni 2015 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend, omdat hij is bekeerd tot het christendom.
Eiser kan ook niet op grond van artikel 3.71, tweede lid, onder j, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) worden vrijgesteld van het mvv-vereiste. Er is immers geen sprake van beschermingswaardig privé, familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
De rechtbank overweegt in dat kader dat niet (kenbaar) is betrokken dat eiser ten tijde van het uitbrengen van het advies minderjarig was, dat hij zonder ouders Nederland is ingereisd en het feit dat eiser ernstig getraumatiseerd en angstig is. Gelet op deze omstandigheden valt zonder nadere motivering niet in te zien dat zijn tekortkomingen in het kader van zijn vertrekplicht, binnen de invloedssfeer van eiser hebben gelegen, althans dat eiser kan worden tegengeworpen onvoldoende te hebben meegewerkt aan zijn vertrek.
Verder acht de rechtbank nog van belang dat eiser, die op zijn 10de alleen met [naam 1] naar Nederland is gekomen, ten tijde van de onderhavige aanvraag slechts 15 jaar oud was. Eiser heeft een brief van zijn huisarts aan de regievoerder van DT&V overhandigd in januari 2016, waarin de huisarts aangeeft dat het niet wenselijk is voor hem om vaak naar DT&V te gaan. Dat de brief van de huisarts niet specifiek gericht is aan een instantie, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat daar geen enkele waarde aan kan worden gehecht. Ook de opmerking in het advies dat tijdens de gesprekken de regievoerder niet is gebleken dat er medische belemmeringen zijn, is in het licht van de inhoud van de brieven van de huisarts en psycholoog onvoldoende. Gesteld, noch gebleken is dat de regievoerder medisch onderlegd is. Daarbij komt dat, zoals ter zitting door de pleegmoeder van eiser is toegelicht, eiser al jaren met nachtmerries kampt en voortdurend in angst leeft om teruggestuurd te worden. Het verlies van zijn ouders, zijn overkomst naar Nederland op zo een jonge leeftijd, zijn psychische problemen als gevolg van deze gebeurtenissen en daarnaast zijn verplichting om naar school te gaan, zijn feiten en omstandigheden die in het advies van DT&V en in het bestreden besluit van verweerder op geen enkele manier bij de beoordeling zijn betrokken. Gelet op het voorgaande is in het advies van DT&V en in het bestreden besluit ontoereikend gemotiveerd waarom eiser desalniettemin kan worden tegengeworpen dat hij onvoldoende heeft meegewerkt aan zijn vertrek. De beroepsgrond slaagt.
Defence for Childrenvan 22 oktober 2018, aan dat verweerder bij de toetsing aan artikel 8 van het EVRM een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd. De jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) vormt de leidraad voor de in Werkinstructie 2015/4 (hierna: WI 2015/4) neergelegde richtlijnen voor de beoordeling van zaken in het kader van artikel 8 van het EVRM.
Uit het bestreden besluit blijkt niet dat verweerder dit heeft onderkend nu blijkens het bestreden besluit verweerder enkel heeft overwogen dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen eiser en [naam 1] en tussen eiser en zijn pleegmoeder [naam 2] , zonder daarbij acht te slaan op de minderjarigheid van eiser. Ook heeft verweerder onvoldoende (kenbaar) betrokken de relatie tussen eiser en [naam 1] , bij wie eiser thans woont, en de omstandigheid dat eiser bij binnenkomst in Nederland samen met [naam 1] is ingetrokken bij pleegmoeder, die eiser nog altijd ondersteunt en bijstaat.
Niet gebleken is dat verweerder conform WI 2015/4 heeft gehandeld.
Daartoe acht de rechtbank van belang dat in de WI 2015/4 (voor zover van belang) het volgende is opgenomen:
Defence for Childrenen de verklaring van de pleegmoeder en de broer zoals ter zitting gegeven. Verweerder heeft deze omstandigheden niet in de besluitvorming betrokken.