ECLI:NL:RBDHA:2018:15833
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis asiel op basis van onvoldoende bewijs van huwelijk en gezinsband
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 december 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis asiel. Eiser, die de Ethiopische nationaliteit bezit, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 22 augustus 2018 is genomen. Dit besluit weigerde de afgifte van de mvv op grond van het feit dat eiser zijn identiteit en de familierechtelijke relatie met zijn referent niet had aangetoond. Tijdens de zitting op 21 november 2018 zijn eiser, zijn gemachtigde en de referent verschenen, waarbij ook een tolk aanwezig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van eiser niet in geschil is, maar dat het geschil zich richt op de vraag of het huwelijk tussen eiser en referent voldoende is aangetoond. Eiser had een kerkelijke huwelijksakte overgelegd, maar de rechtbank oordeelde dat deze akte onvoldoende bewijs bood voor de rechtsgeldigheid van het huwelijk. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat eiser en referent tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd over hun relatie en de duur van hun samenwoning. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat de gestelde gezinsband niet is aangetoond.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.