ECLI:NL:RBDHA:2018:15508
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vorderingen voormalig werkgever jegens werknemer zonder concurrentiebeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 december 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een voormalig werkgever, aangeduid als [eiser], en een werknemer, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft de afwijzing van vorderingen van de voormalig werkgever tegen de werknemer, die na het beëindigen van zijn arbeidsovereenkomst een concurrerende onderneming is gestart. De werkgever vorderde onder andere een verbod op het onderhouden van zakelijke contacten met zijn klanten, op basis van onrechtmatige concurrentie. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen concurrentie- of relatiebeding was overeengekomen tussen partijen, en dat de werknemer gebruik mocht maken van de kennis en ervaring die hij had opgedaan tijdens zijn dienstverband. De rechter concludeerde dat de werknemer niet onrechtmatig handelde door zijn eigen bedrijf te starten en klanten te benaderen, aangezien er geen bijzondere omstandigheden waren die dit onrechtmatig zouden maken. De vorderingen van de werkgever werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij.