ECLI:NL:RBDHA:2018:15483
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- G. van Zeben-de Vries
- J.L.E. Bakels
- A.E. Dutrieux
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep na faillissement en rol van de curator in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 december 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure waarbij eiseres, een organisatie die subsidie ontving voor het begeleiden van werknemers in het beroep van beveiliger, werd geconfronteerd met een terugvordering van subsidie. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had de subsidievaststelling ingetrokken en een lager bedrag vastgesteld, wat resulteerde in een terugvordering van € 14.175,-. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar werd tijdens de procedure in staat van faillissement verklaard. De rechtbank heeft zowel eiseres als de curator uitgenodigd om hun standpunt in te nemen over het procesbelang. De gemachtigde van eiseres heeft zich echter onttrokken, en de curator heeft aangegeven dat zij eerst door verweerder opgeroepen dient te worden voordat zij een standpunt kan innemen. De rechtbank heeft deze mededeling als een weigering om het beroep over te nemen beschouwd, ondanks dat de curator volgens de Faillissementswet ook zonder oproeping bevoegd is om het proces over te nemen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiseres niet gerechtigd was het beroep voort te zetten na de faillietverklaring. De rechtbank heeft het verzoek van verweerder om ontslag van instantie ingewilligd, omdat er geen redenen waren om de procedure voort te zetten. De uitspraak benadrukt de rol van de curator in faillissementsprocedures en de gevolgen van een faillissement voor bestuursrechtelijke rechtsvorderingen. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, gezien de omstandigheden van de zaak.